week 3 grammaire 2

  • Voca
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

  • Voca

Slide 1 - Tekstslide

  • les devoirs
  • grammaire: Voltooide tijd met avoir en être (passé composé)
  • les devoirs 
Le but: à la fin de ce cours:
  • weet ik weer wat het verschil is als ik een ww met avoir of être vervoeg in de passé composé. 
  • heb ik weer geoefend de juiste vorm van de passé composé te bepalen 

Slide 2 - Tekstslide

La négation (de ontkenning)



Hoe zeg je in het Frans dat iets niet zo is?

Tu es français? --> Non, je ne suis pas français.

Slide 3 - Tekstslide

Dus:

In het Nederlands: niet en geen

In het Frans altijd twee woorden: ne..... pas


Ne staat vóór de persoonsvorm

Pas staat direct achter de persoonsvorm



Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Maak ontkennend:
Nous sommes

Slide 6 - Open vraag

Maak de zin ontkennend:
Je regarde la télé.

Slide 7 - Open vraag

..... contente de son examen. (Zij is niet)

Slide 8 - Open vraag

... en France pendant cinq ans? (Heb jij niet gewoond)

Slide 9 - Open vraag

Nakijken oefening 8b grammaire 1
1. tu es
2. mes parents sont
3. nous avons eu / on a eu
4. tu avais
5. j'ai été
6. vous êtes
7. nous n'avons pas/ on n'a pas
8. n'étaient pas

Slide 10 - Tekstslide

1. mon oncle et ma tante téléphonent
2. Vous tremblez
3. Tu as passé
4. Elle a visité
5. Tu n'as pas organisé
6. Nous n'avons pas voyagé

Slide 11 - Tekstslide

Grammaire 2 blz 24

Slide 12 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord
3) Maak je als volgt:



Werkwoorden op -er:

Haal de laatste -r weg en zet een accent op de laatste é -->

Parler -  praten --> 
parlé - gepraat
Werkwoorden op -ir:

Haal de laatste -r weg.

Finir - eindigen
fini - geëindigd

Slide 13 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord
3) Maak je als volgt:



Werkwoorden op -re:

Haal de laatste -re weg en voeg een u toe -->

vendre -  verkopen --> 
vend- verkocht

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Vergelijk met het Nederlands: hebben of zijn

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Welk werkwoord krijgt in de passé composé het hulpwerkwoord avoir ?
A
rester
B
aller
C
regarder
D
entrer

Slide 18 - Quizvraag

Welk werkwoord krijgt in de passé composé het hulpwerkwoord être ?
A
gagner
B
faire
C
aller
D
avoir

Slide 19 - Quizvraag

Welk werkwoord krijgt in de passé composé het hulpwerkwoord être ?
A
rentrer
B
être
C
écouter
D
louer

Slide 20 - Quizvraag

Elles... (parler)
(passé composé)
A
ont parlé
B
sont parlé
C
sont parler
D
sont parlées

Slide 21 - Quizvraag

Madam, ... avec votre soeur (u bent uitgegaan - sortir)

Slide 22 - Open vraag

Les garçons .... au Népal pour escaler le mont Everest (partir - zijn vertrokken)

Slide 23 - Open vraag

Au travail

exercice 16 c

Slide 24 - Tekstslide

Antwoorden 16c
1 Élise a eu 
2 Tu es allé 
3 Nous avons fait 
4  Ma soeur est revenue de vacances !
5 Vous avez pris 
6 J’ai commencé 
7 Vous êtes monté(e)s
8 Ils / Elles n’ont pas nagé 
9 L’avion n’est pas arrivé.
10 Je n’ai pas été malade.

Slide 25 - Tekstslide

Écouter
Exercices 12 et 13

Slide 26 - Tekstslide

Nakijken leestoets

Slide 27 - Tekstslide

Les devoirs
30 september - SO 14 werkwoorden

17-21 oktober - Toetsweek. Maak zelf een planning voor het leren van de vocabulaire, zinnen en grammatica.

Slide 28 - Tekstslide