Woordraadstrategie tegenstelling zoeken

Vandaag
- Opmerkingen
- Theorie uitleg

- Huiswerk woordenschat hoofdstuk 4 opdracht 1, 2, 4, 5, 6 en 8 blz. 102-105
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vandaag
- Opmerkingen
- Theorie uitleg

- Huiswerk woordenschat hoofdstuk 4 opdracht 1, 2, 4, 5, 6 en 8 blz. 102-105

Slide 1 - Tekstslide

Opmerkingen
- Wat wil de vraag van mij? 
- Leg antwoord uit
- 'In de tekst'

Slide 2 - Tekstslide

Even herhalen

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een anekdote?
A
De conclusie
B
De kern van de tekst
C
Verhaal/ voorbeeld om de tekst te beginnen
D
De inleiding

Slide 4 - Quizvraag

Geef aan wat waar is.
A
De inleiding is altijd één alinea
B
Deelonderwerpen staan in het middenstuk
C
Bij nieuwsberichten is erg vaak geen slot
D
De inleiding is altijd een samenvatting

Slide 5 - Quizvraag

Een reclame heeft als tekstdoel...
A
... amuseren
B
... informeren
C
... instrueren
D
... activeren

Slide 6 - Quizvraag

Theorie
Woordraadstrategieën: synoniem, omschrijving, voorbeeld en tegenstelling.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is een synoniem?
A
Voorbeeld
B
Tegenovergestelde van een woord
C
Hetzelfde woord met een andere betekenis
D
Ander woord met zelfde betekenis

Slide 8 - Quizvraag

Benoem elkaars tegengestelde: Hoewel de docent ogenblikkelijk om stilte riep, gebeurde dit niet meteen.
A
hoewel - gebeurde
B
ogenblikkelijk - niet meteen
C
riep - gebeurde
D
stilte - dit

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de betekenis van riante: Toms ouders sliepen in een *riante* caravan, maar hij lag zelf in een klein tentje.
A
klein
B
langzaam
C
snel
D
groot

Slide 10 - Quizvraag

Tegenstelling
Let op signaalwoorden: maar, anderzijds, daarentegen, echter, evenwel, hoewel, aan de andere kant.

Voorbeeld:  Meestal zijn keepers kolossaal, maar Flekken is best klein.

Slide 11 - Tekstslide

Klik degene aan die alleen een tegenstelling aangeeft.
A
Bijvoorbeeld, echter, omdat
B
Daarentegen, echter, maar
C
Doordat, omdat, zodra
D
Nu, hoewel, ook

Slide 12 - Quizvraag

Benoem het signaalwoord: Gisteren wilde ik in de tuin zitten, maar helaas moest ik binnen huiswerk maken.
A
maar
B
helaas
C
gisteren
D
binnen

Slide 13 - Quizvraag

Benoem het signaalwoord: Hoewel de wedstrijd tegen Wales traag op gang kwam, waren de laatste vijf minuten erg spannend.
A
spannend
B
traag
C
laatste
D
hoewel

Slide 14 - Quizvraag

Opdracht 6
Versterkte woorden en hun tegenstellingen
(ze staan bij opdracht 3)

Slide 15 - Tekstslide

Noem de goede versterking en tegenstelling:
een ...hete zomer

A
snikheet - ijskoud
B
ziekhete - kapotkoude
C
moeilijkhete- moeilijkkoude

Slide 16 - Quizvraag

Noem de goede versterking en tegenstelling:
Een ...witte blouse
A
Sjiekwitte - donkerzwarte
B
Spierwitte - gitzwarte
C
peperwitte - megazwarte

Slide 17 - Quizvraag

Noem de goede versterking en tegenstelling:
een ...zware koffer
A
moeilijkzwaar- kapotlicht
B
hevigzwaar - bijzonderlicht
C
ijzerzwaar - vederlicht
D
loodzwaar - vederlicht

Slide 18 - Quizvraag

Noem de goede versterking en tegenstelling:
een ...levende muis
A
springlevend - morsdood
B
huppellevend - snikdood
C
springlevend - slagdood
D
springlevend - slootdood

Slide 19 - Quizvraag

Opdracht 9
Dit zijn woorden die in dit hoofdstuk voorkomen

Slide 20 - Tekstslide

Beeld - i..g.

Slide 21 - Open vraag

moeilijk - .o....x

Slide 22 - Open vraag

gevaarlijk - r..k...

Slide 23 - Open vraag

klein - m..u.c...

Slide 24 - Open vraag