Seminarie - les 1 - Enquête

Seminarie
Enquête, gegevens ordenen en verwerken
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EstheticaSecundair onderwijs

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Seminarie
Enquête, gegevens ordenen en verwerken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enquête
  • veelgebruikte, maar ook arbeidsintensieve methode
  • levert vooral kwantitatieve informatie -> tabellen, grafieken
  • goede enquête = bruikbare, betrouwbare en verwerkbare informatie
  • veel zorg besteden aan je vragenlijst

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enquête opstellen en afnemen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slechte vragen bestaan wel!
Of je enquête goed of slecht uitpakt, wordt bepaald door de manier waarop je je vragen opstelt. 
-> onbedoeld de mening van je respondent beïnvloeden
-> vragen mogen geen verwarring veroorzaken

Een paar voorbeelden ... Zijn de volgende vragen goed of slecht geformuleerd?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb je ook zo'n hekel aan het openbaar vervoer?
A
Goed
B
Slecht

Slide 5 - Quizvraag

suggestieve vraag: je legt het antwoord in de mond
Heb je ook zo'n hekel aan het openbaar vervoer?
Hoe zou je die vraag beter kunnen formuleren?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Heb je tijdens de afgelopen verkiezingen gestemd en op welke partij?
A
Goed
B
Slecht

Slide 7 - Quizvraag

Een goede vraag moet enkelvoudig zijn.
Ben je het niet eens met de niet-deelname van België aan het Europees kampioenschap voetbal?
A
Goed
B
Slecht

Slide 8 - Quizvraag

Een goede vraag mag geen dubbele ontkenning bevatten.
Stem je links of rechts bij de volgende verkiezingen?
A
Goed
B
Slecht

Slide 9 - Quizvraag

Beter vervangen door: op welke partij stem je bij de volgende verkiezingen?
Hoe klein was Napoleon?
A
Goed
B
Slecht

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zou je deze vraag beter kunnen formuleren?

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Waar drinkt u graag een biertje?
A
Goed
B
Slecht

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ontbijt u altijd? (Ja/nee)
A
Goed
B
Slecht

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heeft u een tablet? (Ja/nee)
A
Goed
B
Slecht

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vraag is het best geformuleerd?
A
Moeten bezorgde ouders kinderzitjes gebruiken in de auto?
B
Vindt u dat kinderzitjes verplicht moeten worden in de auto?

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

En nu jullie!
Ga zelf eens aan de slag in Google Formulieren.
Surf naar forms.google.com
Probeer de verschillende vraagsoorten eens uit.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plaats je vragen in de juiste volgorde
  • Begin: algemene, eenvoudige vragen
  • Begin of midden: moeilijke of gevoelige vragen
  • Ga meteen op je doel af (draai niet rond de pot)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Enquête
Populatie = alle personen die je wil onderzoeken
bv. alle leerlingen seminarie 5aso
Steekproef = personen die je uitkiest om te ondervragen






REPRESENTATIVITEIT: je steekproef moet overeenkomen met alle belangrijke eigenschappen en kenmerken van je populatie 

Slide 19 - Tekstslide

Je wil een onderzoek doen over het studeergedrag van alle leerlingen van seminarie 5aso, dan zijn alle leerlingen van seminarie 5aso je populatie.

Select: gebeurt op basis van specifieke kenmerken

Aselect: gebeurt willekeurig

Willekeurig: iedereen kan meedoen
  • Sneeuwbal: vertrekt vanuit familie, vriendenkring ...
  • Doelgericht: je ondervraagt enkel mensen met een specifieke ervaring of kennis
  • Zelfselectie:  enkel mensen die aan bepaalde voorwaarden voldoen mogen meedoen aan je onderzoek
  • Quota: steekproef op basis van enkele vastgelegde kenmerken (bv. evenveel mannen als vrouwen)

  • Enkelvoudig: willekeurige steekproef uit je populatie
  • Systematisch: steekproef waarbij je start op een willekeurige manier, maar verdergaat op een systematische manier (bv. iedereen met huisnummer 38)
  • Cluster: daarbij kies je een bepaalde groep of cluster uit je populatie (bv. klas 5N op Rozenberg in Mol)
  • Getrapt: combinatie van steekproeven bv. eerst enkelvoudig, daarna cluster.
  • Gestratificeerd: steekproef waarbij je de populatie verdeelt in deelpopulaties
REPRESENTATIVITEIT: bijvoorbeeld: Voor een onderzoek naar het studeergedrag van alle leerlingen van seminarie 5aso in Vlaanderen moet je steekproef bestaan uit jongens en meisjes in 5aso uit de verschillende onderwijsnetten (GO!, vrij onderwijs ...), uit de verschillende studierichtingen (La-Wi, Ec-Mt ...), die komen uit heel Vlaanderen (zowel landelijke als stedelijke gebieden).


Online enquête

Bijvoorbeeld
  • Google Drive - Formulieren
  • Enquête Maken
  • Surveymonkey
  • Student&Onderzoek
  • Onderzoekdoen

Voordelen

  • Gegevens kunnen dadelijk verwerkt worden;
  • Risico op sociaal wenselijke antwoorden is minder groot;
  • Respons is doorgaans groter.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld Google Drive -  Formulieren
https://forms.gle/FYbY8BQ38RayZhpa8


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toets

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
  • Enquête opstellen
  • Onderwerp naar keuze: let op! meetbaar
  • 4 vragen: enkel gesloten -> min. 1 schaalvraag + min. 1 meerkeuzevraag met meerdere antwoorden
  • min. 10 respondenten
  • deadline: volgende les

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies