Herhaling stevigheid en beweging

 stevigheid en beweging
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

 stevigheid en beweging

Slide 1 - Tekstslide

4.1 Het skelet

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kent de delen van het lichaam.
  2. Je kunt in een afbeelding van het skelet de botten benoemen.
  3. Je kunt de functies van het skelet noemen.

Slide 3 - Tekstslide

Wij zijn een gewerveld dier met een inwendig skelet

Een ander woord voor skelet is geraamte

De mens bestaat uit 206 botten

Een ander woord voor botten is beenderen

Het skelet


Slide 4 - Tekstslide

Functies skelet:

Slide 5 - Tekstslide

bescherming
Vorm

Slide 6 - Tekstslide

stevigheid
beweging mogelijk maken

Slide 7 - Tekstslide

schedel
Schouderblad
Opperarmbeen
Heupbeen
ribben
ellepijp
spaakbeen
lendenwervels
halswervels
dijbeen
knieschijf
scheenbeen
Kuitbeen
sleutelbeen

Slide 8 - Sleepvraag

De bouw van botten

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen




  • Je kunt de bouw van botweefsel en kraakbeenweefsel beschrijven.

  •  Je kunt beschrijven hoe de samenstelling van botten verandert tijdens het leven.

Slide 10 - Tekstslide

De bouw van botten
In het skelet komt botweefsel en kraakbeenweefsel voor. 

Tussen de cellen zit tussencelstof. 

Kraakbeenweefsel bestaat vooral uit collageen

Slide 11 - Tekstslide

De bouw van botten
In botweefsel liggen de cellen in kringen om kanaaltjes die bloedvaatjes bevatten.

Botweefsel bestaat vooral uit kalkzouten

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Fontanellen

Slide 14 - Tekstslide

Beenverbindingen

Slide 15 - Tekstslide

Wat ga je leren?
Je kunt de beenverbindingen beschrijven.
Je kunt de bouw van de gewrichten beschrijven.
Je kunt de werking beschrijven van het: scharniergewricht, kogelgewricht, rolgewricht

Slide 16 - Tekstslide

Beenverbindingen 
Er zijn verschillende verbindingen. 
vergroeiing - naadverbinding - kraakbeenverbinding - gewricht

Slide 17 - Tekstslide

Gewrichten
Gewrichten zijn ook een verbinding tussen 2 beenderen. 
Je hebt 3 soorten:
kogelgewricht
scharniergewricht
rolgewricht

Slide 18 - Tekstslide

Bouw van een kogelgewricht

  1. Gewrichtskogel en kom
  2. Gewrichtskapsel
  3. Gewrichtssmeer
  4. Kapselbanden
  5. Kraakbeenlaagje

Slide 19 - Tekstslide

Spieren
Spieren

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt de werking van spieren beschrijven.
  • Je kunt voorbeelden noemen van bewuste en onbewuste spierbewegingen.

Slide 21 - Tekstslide

Pezen

Slide 22 - Tekstslide

De plaats waar de pees vastzit noem je de aanhechtingsplaats.
Een spier kan zich samentrekken, maar een pees niet.
Een spiervezelbundel bestaat uit veel spiervezels
Een spier
Biceps
Als de biceps meer aanspant dan de triceps, buigt de arm.
1
Triceps
Als de triceps meer aanspant dan de biceps, strekt de arm.
2

Slide 23 - Tekstslide

Antagonisten
  • Armbuigspier (biceps) samentrekken = korter en dikker

  • Pezen trekken aan je spaakbeen

  • Armstrekspier (triceps) onspant= langer en dunner

Slide 24 - Tekstslide

Onwillekeurige spieren
  • Orgaanspieren bewegen zonder dat je je daar bewust van bent.

  • Het hart
  •  Wand van de slokdarm, maag, darmen 
  • Wanden van bloedvaatjes

Slide 25 - Tekstslide

H4 Stevigheid en beweging
4.5 De wervelkolom

Slide 26 - Tekstslide

Leerdoelen
- Weet je hoe de wervelkolom is opgebouwd;
- Weet je hoe je goed met je rug om kunt gaan.

Slide 27 - Tekstslide

Wervelkolom
  • Je wervelkolom bestaat uit een 'dubbele S-vorm'
  • Voor het veren van de wervelkolom
  • Voorkomt hoofdpijn


Slide 28 - Tekstslide

slechte houding
waarom krimp je als je ouder wordt?
Tussenwervelschijven
Schokbrekers en maken het buigen mogelijk.
Geleiachtige kern
Geeft veerkracht
Kraakbeen

Slide 29 - Tekstslide

GEZOND BEWEGEN 

Slide 30 - Tekstslide

Leerdoelen 

   Je weet dat spieren sterker worden door training.

   Je kunt uitleggen dat lichaamsbeweging goed is
      voor je gezondheid.
   

Slide 31 - Tekstslide

Training zorgt spiergroei en conditie.

  • Spiergroei

Slide 32 - Tekstslide

Motorische geheugen: Beweging is opgeslagen
Geautomatiseerde beweging: Beweging die je kan uitvoeren zonder na te denken

Slide 33 - Tekstslide

Conditie: Langer en sneller bewegen

Slide 34 - Tekstslide

Coördinatie: verschillenden spieren werken goed samen

Slide 35 - Tekstslide

Wat is een blessure?

Een blessure is een beschadiging aan botten, spieren en/of gewrichten.


Slide 36 - Tekstslide

Voorkomen blessures
1. Kleding en beschermende middelen
2. Intapen
3. Warming-up
4. Rek oefeningen
5. Cooling-down

Slide 37 - Tekstslide

Wat is een blessure?
A
Een verstuiking van een vinger
B
Een beschadiging aan botten, spieren en/of gewrichten
C
Een lichte vermoeidheid na het sporten
D
Een verandering in de hartslag

Slide 38 - Quizvraag

Wat zijn orgaanspieren?
A
Orgaanspieren hebben geen functie in het lichaam.
B
Orgaanspieren zijn spieren die alleen in organen voorkomen.
C
Orgaanspieren bewegen zonder dat je je daar bewust van bent
D
Orgaanspieren bewegen alleen als je je daar bewust van bent.

Slide 39 - Quizvraag

Wat is de functie van een kogelgewricht?
A
Een kogelgewricht heeft geen functie in het skelet.
B
Een kogelgewricht zorgt voor beweging in alle richtingen.
C
Een kogelgewricht zorgt voor beweging in meerdere richtingen.
D
Een kogelgewricht zorgt voor beweging in één richting.

Slide 40 - Quizvraag

Wat is conditie?
A
Het vermogen om zwaardere gewichten te tillen
B
Het vermogen om beter te kunnen zien
C
Het vermogen om hoger te springen
D
Het vermogen om langer en sneller te bewegen

Slide 41 - Quizvraag

Wat is de functie van een scharniergewricht?
A
Een scharniergewricht zorgt voor beweging in alle richtingen.
B
Een scharniergewricht heeft geen functie in het skelet.
C
Een scharniergewricht zorgt voor beweging in één richting.
D
Een scharniergewricht zorgt voor beweging in meerdere richtingen.

Slide 42 - Quizvraag

Wat is een geautomatiseerde beweging?
A
Bewegingen die je alleen met hulp van anderen kunt uitvoeren
B
Bewegingen die je kunt uitvoeren zonder na te denken
C
Bewegingen die je alleen in je slaap kunt uitvoeren
D
Bewegingen die je alleen voor de eerste keer kunt uitvoeren

Slide 43 - Quizvraag

Wat is spiergroei?
A
Het vergroten van de spiermassa
B
Het verlagen van de lichaamsvetpercentage
C
Het verhogen van de lichaamsvetpercentage
D
Het verkleinen van de spiermassa

Slide 44 - Quizvraag

Uit welke stoffen bestaat botweefsel vooral?
A
Collageen
B
Bloedvaatjes
C
Kalkzouten
D
Tussencelstof

Slide 45 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de armbuigspier (biceps) bij het samentrekken?
A
Blijft even lang en dun
B
Wordt langer en dunner
C
Vermindert in aantal
D
Wordt korter en dikker

Slide 46 - Quizvraag

Wat is motorisch geheugen?
A
Bewegingen die in het geheugen zijn opgeslagen
B
De herinnering aan een sportwedstrijd
C
Het onthouden van de namen van spieren
D
De kennis over hoe spieren groeien

Slide 47 - Quizvraag

Wat is de werking van een scharniergewricht?
A
Beperkte beweging in één richting
B
Beperkte beweging in meerdere richtingen
C
Grote beweging in één richting
D
Grote beweging in meerdere richtingen

Slide 48 - Quizvraag

Wat is een gewricht?
A
Verbinding tussen twee beenderen
B
Een orgaan
C
Een kraakbeenlaagje
D
Een spier

Slide 49 - Quizvraag

Wat zijn fontanellen?
A
Harde plekken op de schedel van een baby
B
Zachte plekken op de schedel van een baby
C
Kleine gaatjes in de schedel
D
Gebroken botten in de schedel

Slide 50 - Quizvraag

Uit welke stof bestaat kraakbeenweefsel vooral?
A
Collageen
B
Tussencelstof
C
Kalkzouten
D
Bloedvaatjes

Slide 51 - Quizvraag

Wat is de functie van het skelet?
A
Produceren van hormonen
B
Opvangen van signalen
C
Stevigheid bieden aan het lichaam
D
Opslaan van vetten en mineralen

Slide 52 - Quizvraag

Wat zijn antagonisten?
A
Botten die tegenover elkaar staan
B
Spieren die een vergelijkbare werking hebben
C
Een soort kraakbeen
D
Spieren die een tegengestelde werking hebben

Slide 53 - Quizvraag

Welke botten vormen samen de schoudergordel
A
sleutelbeen, opperarm
B
sleutelbeen, schouderblad
C
schouderblad, opperarm
D
schouderblad, nekwervel

Slide 54 - Quizvraag