In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Zintuigen
Slide 1 - Tekstslide
6.5 De oren
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
In het einde van deze les kan je:
het verschil van de buiten- en binnenkant het oor onderscheiden.
minimaal drie onderdelen van de binnenkant oor benoemen
de functie van het slakkenhuis benoemen.
de functie van het evenwichtsorgaan benoemen
Slide 3 - Tekstslide
Buitenkant oor
Met je oren neem je geluid waar. Geluiden zijn trillingen van de lucht. De oorschelp vangt het geluid op. De geluiden komen dan in de gehoorgang terecht.
Oorschelp
Oorlelletje
Gehoorgang
Slide 4 - Tekstslide
Binnenkant oor
Door de gehoorgang komen de geluiden bij het trommelvlies. De geluiden brengen het
trommelvlies aan het trillen.
Achter het trommelvlies
liggen de gehoorbeentjes.
Deze geven de trillingen
door aan het slakkenhuis.
Slide 5 - Tekstslide
Binnenkant oor
In het slakkenhuis liggen zintuigcellen. Deze nemen de trillingen waar.
Deze zintuigcellen sturen
impulsen via de
gehoorzenuw
naar de hersenen.
Slide 6 - Tekstslide
Evenwichtsorgaan
In je oor zit ook het evenwichtsorgaan. Dit orgaan bestaat uit drie kanaaltjes met vloeistof. Als je je hoofd beweegt, gaat de vloeistof stromen. In de kanaaltjes
zitten kleine zintuigharen. Deze
haren buigen dan om en sturen
impulsen naar je hersenen.
Slide 7 - Tekstslide
Gehoorschade
Hoe hard een geluid is, wordt gemeten in decibel.
Bij harde geluiden (boven de 80
decibel) kunnen de zintuigcellen
in het slakkenhuis en het
trommelvlies beschadigd raken.
Je kunt slechthorend of doof
worden. Dit kan niet genezen.
Slide 8 - Tekstslide
Geluiden zijn .... van de lucht
A
trillingen
B
decibellen
Slide 9 - Quizvraag
Door je ..... weet je of je rechtop staat of op de kop.
A
gehoorzenuw
B
evenwichtsorgaan
Slide 10 - Quizvraag
Geluid wordt gemeten in?
A
decibel
B
trillingen
Slide 11 - Quizvraag
Opdracht maken
Opdracht 33 t/m 39
timer
25:00
Slide 12 - Tekstslide
Lesdoelen(terugblik)
In het einde van deze les kan je:
het verschil van de buiten- en binnenkant het oor onderscheiden.
minimaal drie onderdelen van de binnenkant oor benoemen
de functie van het slakkenhuis benoemen.
de functie van het evenwichtsorgaan benoemen
Slide 13 - Tekstslide
5.4 De ogen
Slide 14 - Tekstslide
Lesdoelen
In het einde van deze les kan je:
minimaal twee onderdelen die het oog beschermen benoemen.
minimaal drie onderdelen van de binnenkant van het oog benoemen.
Slide 15 - Tekstslide
Bescherming van het oog
Je ogen zijn erg gevoelig en moeten daardoor beschermd worden. De wenkbrauwen zorgen dat
zweet of ander vocht langs de ogen
lopen en niet erin. De wimpers
beschermen de ogen tegen vuil en te
fel licht.
Slide 16 - Tekstslide
Bescherming van het oog
Boven je oog onder de huid liggen de traanklieren. Deze produceren traanvocht. Als je knippert
verspreid het traanvocht over de ogen.
Zo drogen je ogen niet uit en reinigt het
oog. In de ooghoeken zitten kleine
openingen, dit zijn de traanbuizen.
Deze voeren het traanvocht af.
Slide 17 - Tekstslide
Buitenkant van een oog
Het witte deel van het oog heet het harde oogvlies, dit beschermt het oog. Het gekleurde deel van je oog heet de iris. Het zwarte rondje in je oog heet de pupil.
Licht komt door de pupil het oog binnen.
De iris wordt beschermd door het
hoornvlies. Deze is doorzichtig zodat het
licht erdoorheen kan.
Slide 18 - Tekstslide
Binnenkant van het oog
Achter de iris en pupil ligt de lens. De lens zorgt ervoor dat je dingen scherp kan zien. Binnen in het oog zit het glasachtig lichaam. Dit is een zacht en doorzichtig materiaal die alles op zijn plek houdt.
Slide 19 - Tekstslide
Binnenkant van een oog
De wand van het oog heeft drie lagen. De binnenste laag is het netvlies. Hierin liggen de zintuigcellen die de lichtprikkels opvangen. Deze worden naar de oogzenuw gestuurd en zo naar de hersenen. De middelste laag
is het vaatvlies. Hierin liggen
veel bloedvaten. Deze voeden
het oog en voeren afval af.
Slide 20 - Tekstslide
Binnenkant van een oog
De buitenste laag is het harde oogvlies. Hieraan zitten de oogspieren. Dit zorgt ervoor dat de ogen kunnen draaien.
Slide 21 - Tekstslide
Wenk-
brauwen
Wimpers
Traan-
buizen
Traan-
klieren
Beschermen tegen vuil en fel licht
Voert het traanvocht af
Produceren traanvocht
Zorgen ervoor dat vocht niet in de ogen loopt
Slide 22 - Sleepvraag
Opdracht maken
Opdracht 16 t/m 20.
timer
20:00
Slide 23 - Tekstslide
Werking van het oog
Slide 24 - Tekstslide
Lesdoelen
In het einde van deze les kan je:
de werking van de lens uitleggen
de werking van de iris en pupil uitleggen
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Video
Slide 27 - Tekstslide
Dichtbij en ver weg zien
Als de lens bol is, zie je voorwerpen dichtbij scherp.
Als de lens plat is, zie je voorwerpen in de verte scherp.
Als je de lens niet goed plat of bol kunt maken, zie je niet scherp. Je kunt dan een bril of contactlenzen gebruiken.
Slide 28 - Tekstslide
Iris en pupil
Fel licht kan je netvlies beschadigen. De iris beschermt je oog. Als er veel licht op je oog valt, wordt de iris breder, hierdoor wordt de pupil kleiner en komt er minder licht binnen(B). Bij weinig licht wordt de iris kleiner en de pupil groter waardoor je beter ziet(A).
Slide 29 - Tekstslide
Lesdoelen
In het einde van deze les kan je:
de werking van de lens uitleggen
de van de iris en pupil uitleggen
Slide 30 - Tekstslide
Het gekleurde deel van het oog heet ....
A
de pupil
B
de iris
C
het hoornvlies
Slide 31 - Quizvraag
Achter de pupil en iris ligt .......
A
het hoornvlies
B
de lens
C
de oogzenuw
Slide 32 - Quizvraag
Als je in de verte kijkt is de lens?
A
Plat
B
Bol
Slide 33 - Quizvraag
Opdracht maken
Opdracht 21 en 23.
timer
10:00
Slide 34 - Tekstslide
Wat vonden jullie goed/fijn aan de les?
Slide 35 - Open vraag
Wat kan er beter aan de les?
Slide 36 - Open vraag
TEST JEZELF!!!
Per basisstof ga je een test-jezelf maken.
Klaar? Via Teams nakijken( wat je fout hebt, noteer het in het boek om later te leren).