Lesweek 13 Taalverzorging: Aan elkaar of los?

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat staat er op de planning
De loopbaan-les vervalt: Extra tijd voor je verslag!


Slide 2 - Tekstslide

Herhalen - de beste manier van leren
Leren leren

Slide 3 - Tekstslide

hoofdletter
kleine letter
aan het begin van een zin
dagen, maanden en seizoenen
feestdagen
religieuze stomingen
aardrijkskundige namen

Slide 4 - Sleepvraag

Kloppen de hoofdletters in deze zin?

'S ochtends moet Tim vroeg opstaan.
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quizvraag

Ik ..... hier niets wijzer van! (worden)
timer
0:30

Slide 6 - Open vraag

Suzan ..... dat onze hond al een paar dagen ziek is. (vermoeden)
timer
0:30

Slide 7 - Open vraag

Welke samenstelling is correct geschreven?
A
groentepakket
B
groentenpakket
C
groentespakket

Slide 8 - Quizvraag

Welke samenstelling is correct geschreven?
A
pannenkoek
B
pannekoek

Slide 9 - Quizvraag

Welke samenstelling is correct geschreven?
A
zakenreis
B
zakereis

Slide 10 - Quizvraag

Waardoor ..... je je vingers toch altijd. (branden)
timer
0:10
A
brand
B
brandt

Slide 11 - Quizvraag

....... het nou zelf maar uit! (vinden)
timer
0:10
A
Vind
B
Vindt

Slide 12 - Quizvraag

Frans ...... die voetballer om zijn spelinzicht. (bewonderen)
timer
0:10
A
bewonder
B
bewondert

Slide 13 - Quizvraag

Nieuwe Theorie: Aan elkaar of los?
Een woord dat uit meerdere woorden bestaat noem je een samenstelling. Vorige week besproken of je kiest voor "het lijmmiddel" e, en, s of -

Maar schrijf je nu ontwikkelings samenwerking, ontwikkelingssamenwerking of ontwikkelings-samenwerking ?

Slide 14 - Tekstslide

Zo veel mogelijk aan elkaar (1)
Maar niet als het niet voor lees- of uitspraakproblemen zorgt. 

Let op de BETEKENIS:
  • rode wijnflessen (flessen die rood van kleur zijn).
  • rodewijnflessen (flessen waar rode wijn in zit/gezeten heeft)

Slide 15 - Tekstslide

Zo veel mogelijk aan elkaar (2)
Woorden schrijf je aaneen:
  • Als een werkwoord begint met een voorzetsel (opdrinken, inzetten, aangeven enz.)
  • zodra het gecombineerd wordt met: er-, hier-, daar- en waar- + voorzetsel (erop, hierin, waaraan, daarover enz.).

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de goede schrijfwijze?
Cacaobonen worden door machines .............
A
fijn gestampt
B
fijngestampt

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de goede schrijfwijze?
Elk jaar doe ik mee aan de
....................................
A
goede doelenactie
B
goededoelenactie

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de goede schrijfwijze?
Je mag niet rechts
............................
A
in halen
B
inhalen

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de goede schrijfwijze?
........................ wordt niet verkocht aan jongeren onder de achttien jaar.
A
Sterke drank
B
Sterkedrank

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de goede schrijfwijze?
Voor de .......................... wordt een bedrijfsbezoek georganiseerd.
A
eerste jaars studenten
B
eerstejaars studenten
C
eerstejaarsstudenten

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de goede schrijfwijze?
Supermarkten introduceren vaak .................... om klanten te trekken.
A
korte termijn acties
B
korte termijnacties
C
kortetermijnacties

Slide 22 - Quizvraag

Aan de slag! Opdracht 3 en 4

Slide 23 - Tekstslide