In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Opdracht
Geef je buurman of buurvrouw een compliment.
Slide 5 - Tekstslide
Wat voor een gevoel geeft het jou als je een compliment krijgt?
Slide 6 - Open vraag
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Lesdoel
Aan het einde van de les weten jullie welke vier soorten complimenten je iemand kan geven
Slide 13 - Tekstslide
Vier soorten Complimenten
1. Uiterlijk (mooie ogen)
2. Wat iemand kan (goed tekenen)
3. Wat iemand heeft (een mooi horloge)
4. Hoe iemand is (behulpzaam, grappig)
Slide 14 - Tekstslide
Waarover kan je iemand allemaal een compliment geven?
Slide 15 - Woordweb
Slide 16 - Video
Waar moet je op letten bij het geven van een compliment?
Slide 17 - Tekstslide
De opdracht
- In 4 weken iedereen uit de klas een compliment geven
(iedere dag kies je 1 persoon uit) - Dit compliment schrijf je op in je telefoon
- We bespreken iedere vrijdag de complimenten.
Slide 18 - Tekstslide
Ik weet wat een compliment is
๐๐๐๐๐
Slide 19 - Poll
Geef een voorbeeld van een compliment
Slide 20 - Woordweb
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Feedback
Je hebt twee soorten feedback:
negatieve feedback (iets gaat nog niet helemaal goed)
positieve feedback (iets gaat heel goed)
Slide 24 - Tekstslide
Feedback geven
Negatieve feedback kun je op twee manieren geven:
'goede' manier ('je zou wat meer aandacht kunnen besteden aan X')
'slechte' manier ( 'jij kan X echt niet!')
Slide 25 - Tekstslide
.
Hoe geef je 'goede' negatieve feedback denk je?
Slide 26 - Open vraag
Feedback geven
Negatieve feedback kun je op twee manieren geven:
'goede' manier ('je zou wat meer aandacht kunnen besteden aan X')
'slechte' manier ( 'jij kan X echt niet!')
De 'slechte' manier is op de persoon. Als je zegt 'jij kan dat echt niet' dan gaat dat over jou als persoon. En dat voelt heel vervelend. Als je de feedback in plaats van op de persoon, verpakt als een tip en zegt hoe iets beter kan, dan zeg je hetzelfde, zonder dat iemand zich aangevallen voelt.
Slide 27 - Tekstslide
Feedback geven
Negatieve feedback kun je op twee manieren geven:
'goede' manier ('je zou wat meer aandacht kunnen besteden aan X')
'slechte' manier ( 'jij kan X echt niet!')
De 'slechte' manier is op de persoon. Als je zegt 'jij kan dat echt niet' dan gaat dat over jou als persoon. En dat voelt heel vervelend. Als je de feedback in plaats van op de persoon, verpakt als een tip en zegt hoe iets beter kan, dan zeg je hetzelfde, zonder dat iemand zich aangevallen voelt.
'Slechte manier' zou dus veel beter 'kan beter manier' kunnen heten.
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Filmpje
Bekijk het filmpje op de volgende slide.
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Video
.
Wat gaat er mis in het filmpje?
Slide 34 - Open vraag
Feedback ontvangen
Feedback ontvangen is net zo belangrijk als feedback geven. Als je zo reageert als in het filmpje, leer je helemaal niks.
De vrouw in het filmpje heeft namelijk geen idee waarom ze niet aan de verwachtingen voldoet, omdat ze zo verdedigend reageert. Als ze rustig had gereageerd en had doorgevraagd, dan had ze daar iets van kunnen leren. De kans is nu groot dat ze dezelfde fout opnieuw maakt bij een ander bedrijf.
Slide 35 - Tekstslide
Feedback ontvangen
Wanneer je feedback ontvangt, hou dan het volgende in je achterhoofd:
Feedback is bedoelt om je verder te helpen.
Schiet niet in de verdediging (maar jij kunt al helemaal niet schrijven!) daar schiet je niks mee op.
Doe er iets mee, verwerk de feedback!
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Sleep de feedback naar het juiste vakje.
goed
kan beter
Pff, jij kan รฉcht niet schrijven!
Zelfs mijn hond snapt de spellingregels beter dan jij.
Je zou de spellingregels nog eens goed kunnen bekijken en je tekst dan nog een keer checken.
Het verhaal is heel interessant. Je zou wel nog iets meer aandacht kunnen besteden aan het gebruik van signaalwoorden.