HV2 P2 leesvaardigheid en poëzie wk 42-2 (8) uitleg beeldspraak

Welkom bij Nederlands :)
Binnen = beginnen!
  • Tas op de grond
  • Boek, schrift en pen op tafel

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands :)
Binnen = beginnen!
  • Tas op de grond
  • Boek, schrift en pen op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
10 min stil lezen
Huiswerk nakijken
Uitleg beeldspraak
Aan de slag

Aan het einde van deze les...
...herken ik wat beeldspraak is. 


Slide 2 - Tekstslide

Stil lezen

timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling vorige les
Woordraadstrategieën

Limerick




Slide 4 - Tekstslide

Beeldspraak
Beeldspraak is een vorm van figuurlijk taalgebruik: 

Iets wordt vergeleken met of vervangen door iets anders (het beeld).
Er zijn verschillende soorten beeldspraak.

Hierover lees je in de volgende dia's. 

Slide 5 - Tekstslide

Beeldspraak: vergelijking, metafoor en personificatie
Bij beeldspraak gebruik je woorden in een:
  • figuurlijke betekenis - een beeld.
  • Er is sprake van een overeenkomst tussen object en het beeld;
  • Goede beeldspraak maakt een (gesproken) tekst mooier,
   duidelijker en krachtiger.

Slide 6 - Tekstslide

1. De vergelijking
Je vergelijkt iets met iets anders omdat er een overeenkomst is.  Het beeld wordt ingeleid door 'als' of 'lijkt'.

Lachen als een boer die kiespijn heeft. 
Hij ging er als een haas vandoor. 

Slide 7 - Tekstslide

(object=de werkelijkheid)
(subject=beeld)
Je kamer ziet eruit als een zwijnenstal!

Slide 8 - Tekstslide

Bij een vergelijking heb je....
A
een object (de werkelijkheid) en een subject (beeld)
B
alleen maar een beeld
C
een kenmerk van een persoon op een levenloos ding

Slide 9 - Quizvraag

Vergelijkingen..
Bij een vergelijking hoort meestal het woordje ALS of LIJKT.
Voorbeeld: Zo ziek als een hond.
Voorbeeld: Je lijkt wel een verzopen kat.



Slide 10 - Tekstslide

Vul de juiste vergelijking in:
Zo fris als een.....
A
kipje
B
vis in het water
C
hoentje

Slide 11 - Quizvraag

Leven als god in.....
A
Parijs
B
Frankrijk
C
een Belgisch bad
D
de hemel

Slide 12 - Quizvraag

2. De metafoor
Een metafoor is een vorm van beeldspraak: je gebruikt een woord of beeld voor iets anders, waarmee het een overeenkomst vertoont. 

Zo is het schip der woestijn een metafoor voor een kameel: de kameel wordt vergeleken met een schip. 

Slide 13 - Tekstslide

Metafoor
Het object (=de werkelijkheid) wordt helemaal vervangen door het beeld. 
Je moet het figuurlijk zien.

Voorbeelden: 
Het schip der woestijn (kameel)
Een tsunami van nieuwe voorschriften (een enorme berg)
Een vruchtbare vergadering (een vergadering met resultaat)
Zij is een spin in het web  (zij heeft veel contacten)

Slide 14 - Tekstslide

Bij een metafoor heb je....
A
Alleen maar een beeld
B
Een beeld en de werkelijkheid
C
altijd het woordje ALS
D
HUH? watte? weet het niet meer...

Slide 15 - Quizvraag

3. De personificatie

Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als een persoon, je kent menselijke eigenschappen toe aan een 'dood'  ding.  


Voorbeelden:  

De zon streelde onze wangen.

Het gevaar loerde op elke hoek van de straat.
Schreeuwende kleuren.
Papier is geduldig.

Zuchtend en kreunend kwam mijn auto tot stilstand.

De tijd vliegt, maar de dagen gaan te traag.

Slide 16 - Tekstslide

De wind huilt.
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking

Slide 17 - Quizvraag

De samenleving is ziek.
A
is een metafoor
B
is een vergelijking
C
is een personificatie

Slide 18 - Quizvraag

Vroeger

het leven opent haar hand
voor mijn ogen in de nacht: ik lach
zoals parels zijn wij gevonden en
als een parelsnoer vallen wij uiteen

ik schrijf een brief naar hem in 
verre landen, een oud liedje,
gaat er door mijn hoofd, een lik
van de postzegel echter en wij zijn vast

van statige woorden als een douche
wat zeep om schoon te worden
en ik droom van oude gedichten 
en ik droom van een oud boek.
personificatie 
Vergelijking met als


vergelijking met als

Geen personificatie

Slide 19 - Sleepvraag

Hij verhuist naar een paradijs.
A
B
Metafoor
C
Vergelijking
D
Personificatie

Slide 20 - Quizvraag

Opdracht PO
Verwerk een stijlfiguur in één je eigen geschreven gedichten. 

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeld
Er was eens een boertje uit Vaassen.
Zijn koe at al niks meer sinds Pasen.
De boer riep hard 'Boe'.
'Whoeschrik' zei de koe.
Toen had hij zijn koe mooi te grazen.
Regel 1: 9 lettergrepen
Regel 2: 9 lettergrepen
Regel 3: 5 lettergrepen
Regel 4: 5 lettergrepen
Regel 5: 9 lettergrepen
Een limerick bestaat uit vijf regels.
In de eerste regels staat altijd een plaatsnaam.
Een limerick heeft vaak een grappige inhoud.
Het rijmschema is AABBA.
Het aantal lettergrepen per regel staat vast.

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag
1. Nakijken huiswerk.
keuze:
2. Huiswerk maken H4 opdr. 7 en 8.
of
3. Ga aan de slag met de PO in je groepje. 
of
4. Ga lekker lezen.



Slide 23 - Tekstslide

Ben je klaar?
Ga aan de slag met je PO.

Lees de opdracht in de LessonUp (nogmaals) goed door. 

Ga vervolgens op zoek naar 2 hedendaagse gedichten uit de bundels en vertel daar in 150 woorden iets over. 

Pas de theorie toe over de rijmvormen en stijlfiguren. Hiervoor gebruik je de LessonUp's die ik met je gedeeld en besproken heb. 

Bekijk het inkijkexemplaar als de opdracht je niet duidelijk is. Of vraag mij.

Slide 24 - Tekstslide

Afsluiting
Ik kan...
...uitleggen wat beeldspraak is. 

De volgende les...
...gaan we verder met taalverzorging H12.

Hoe ging deze les?
Wat vond je leuk en wat heb je geleerd?


Fijne dag & tot de volgende keer!

Slide 25 - Tekstslide