Les 2

• Nederlands
• Middelbare school

Deze les

Voltooid deelwoord 

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord 

Weet je  nog? 

Hij ..... (niezen) gister heel hard in de klas.

1. Noos
2. Nieste
3. Niesde
4. niest

..... (lachen) niet zo hard!

1. Lachen
2. Lacht
3. Lachte
4. Lach

Ik ............(feliciteren) je met je verjaardag.

1. feliciteer
2. feliciteert
3. feliciteerd
4. geen idee

Doelen:

Aan het einde van de les weet je wat een voltooid deelwoord is en kun je de voltooid deelwoorden goed schrijven. 

Aan het einde van de les weet je wat een bijvoeglijk gebruikt  voltooid deelwoord is en kun je deze goed schrijven. 

Voltooid deelwoord 

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord 

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(redden) De ...... zwemmer

1. redde
2. geredde
3. gerede
4. verredde

Vul het voltooid deelwoord in:
De reiziger is (stranden) ..........

1. Verstrand
2. Gestrandt
3. Gestrand
4. Gestrande

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(stranden) De ............ reiziger

1. Gestrandde
2. strandende
3. gestranden
4. gestrande

Vul het voltooid deelwoord in:
(maaien) Het gras is ...........

1. Gemaaid
2. Gemaait
3. Vermaaid
4. Vermaait

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(maaien) Het ............... gras

1. Vermaaide
2. gemaaide
3. gemaaidde
4. gemaaiden

Vul het voltooid deelwoord in:
(vriezen) Het water is ...................

1. Bevriest
2. Bevriesd
3. bevrore
4. bevroren

Vul het voltooid deelwoord in:
(gebeuren) Wat is er vorige week ...............

1. Gebeurd
2. Gebeurt
3. Gebeurdt
4. gebeur

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(Maken) De ....... afspraak

Vul het voltooid deelwoord in:
(Groeien) Wat is hij toch ............

Vul het voltooid deelwoord in:
(Praten) Ze hebben de hele avond met elkaar ...............

1. bepraat
2. gepraatt
3. gepraat
4. gepraten

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(bellen) Het ........... nummer bestond niet

1. Gebelte
2. Gebel
3. Gebelde
4. Gebelden

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(verzinnen)
Het ............ verhaal

1. verzonnen
2. verzonne
3. verzinnen
4. verzinde

Kies het goed geschreven voltooid deelwoord
(schrobben)De hele vloer is ...........

1. Geschrobt
2. Geschrobd
3. Verschrobt
4. Verschrobd

Vul het voltooid deelwoord in:
(gapen) Hij heeft tijdens de les ........

1. gegaapt
2. gegaapd
3. gegapen
4. gaapt

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(verwoesten) De ................. huizen

1. vewoestten
2. verwoeste
3. verwoesde
4. verwoesdden

Vul het voltooid deelwoord in:
(verrassen) De jongen is door zijn vrienden ........

Vul het voltooid deelwoord in:
(beroven) De man is door twee meiden .............

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(schrikken) De .............. kinderen

Vul het voltooid deelwoord in:
(uitzwaaien) We hebben de groep .......

1. uitgezwaaid
2. uitgezwaait
3. uitgezwaai

Vul het voltooid deelwoord in:
(verhuizen) We zijn vorige week .........

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(verstuiken) de .............. enkel

Je weet wat een voltooid deelwoord is en je kunt de voltooid deelwoorden goed schrijven.
Heb je dit doel behaald?

1. Ja ik heb het doel behaald.
2. Een beetje. Ik moet nog wel verder oefenen.
3. Nee ik snap het niet

je weet wat een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord is en je kunt deze goed schrijven.
Heb je het doel behaald?

1. Ja dat heb ik behaald
2. Een beetje. Ik moet nog meer oefenen
3. Nee ik heb het doel niet behaald. Ik begrijp het niet.

Vul het juiste voltooid deelwoord in:
(joggen) We hebben het hele eind.........

1. gejogt
2. gejogd
3. gejoggen
4. jogt

Vul het juiste voltooid deelwoord in:
(afvuren) Ze hebben de dingen ..............

1. afgevuurd
2. afgevuurt
3. afgevuurde
4. gevuurt af

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(blussen) De ........ brand

Vul het voltooid deelwoord in:
(speechen) De burgemeester heeft de hele avond ................

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(vluchten) De ............... dief

1. gevluchte
2. gevluchtte
3. gevluchten
4. gevluchtten

Vul het voltooid deelwoord in:
(bijten) De hond heeft hem .....

1. gebijt
2. gebijd
3. gebeten
4. gebeetten