Telefoon in het zakkie en rechtsboven op je tafel of in je tas.
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Op tafel:
- Laptop en log in op LessonUp
- Kern
- Map
- Pen
Welkom havo 2B
timer
2:30
Telefoon in het zakkie en rechtsboven op je tafel of in je tas.
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag dinsdag 12 december:
Aan de slag met koppelwerkwoorden (les 20)
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen les 20
R: Ik weet wat de kenmerken en functie zijn van koppelwerkwoorden en het naamwoordelijk gezegde in een zin.
T1: Ik kan koppelwerkwoorden in een zin herkennen en benoemen.
Slide 3 - Tekstslide
Grammatica
Het koppelwerkwoord
Slide 4 - Tekstslide
Soorten werkwoorden
Naast het
Zelfstandig werkwoord (zww)
En het hulpwerkwoord (hww)
Heb je ook een Koppelwerkwoord (kww)
Een koppelwerkwoord komt voor in het naamwoordelijk gezegde, hierover leer je later meer.
Slide 5 - Tekstslide
Er zijn negen koppelwerkwoorden:
Zijn
Worden
Blijven
Blijken
Lijken
Schijnen
Heten
Dunken
Voorkomen
Slide 6 - Tekstslide
Een koppelwerkwoord (kww) geeft géén handeling aan. Het koppelt het onderwerp van een zin aan het deel waarin een bijvoeglijk of een zelfstandig naamwoord staat. Het onderwerp doet niet iets, maar IS iets.
Slide 7 - Tekstslide
Shayla is een gezellige vriendin.
Shayla is het onderwerp.
IS geeft geen handeling aan.
IS koppelt Shayla aan 'een gezellige vriendin'.
Slide 8 - Tekstslide
De leraar wordt ongeduldig van je gezeur:
'De leraar' is het onderwerp.
'Wordt' geeft geen handeling aan.
'Wordt' koppelt ongeduldig aan 'de leraar'.
Slide 9 - Tekstslide
Tips:
Als het KWW het onderwerp koppelt aan een deel met een zelfstandig naamwoord dan kan je het koppelwerkwoord vaak vervangen voor een = teken. (Shayla = een gezellige vriendin).
Als het KWW het onderwerp koppelt aan een deel met een bijvoeglijk naamwoord dan kun je het bijvoeglijk naamwoord voor het zelfstandig naamwoord in het onderwerp plaatsen. Het woord noemt een eigenschap of kenmerk van het zelfstandig naamwoord. Dan kan je het koppelwerkwoord weglaten. (Bijvoorbeeld: De ongeduldige leraar).
Slide 10 - Tekstslide
Wat is het KWW. En geef aan welk deel van de zin wordt gekoppeld?
Gelukkig wordt het weer in het weekend zomers.
Slide 11 - Open vraag
Wat is het KWW. En geef aan welk deel van de zin wordt gekoppeld?
Een uitstapje naar Lille lijkt me erg leuk.
Slide 12 - Open vraag
Wat is het KWW. En geef aan welk deel van de zin wordt gekoppeld?
Die man tegenover mij in de bus kwam mij heel bekend voor.
Slide 13 - Open vraag
Wat is het KWW. En geef aan welk deel van de zin wordt gekoppeld?
Ons reisje naar het Archeon blijft na al die jaren nog steeds interessant.
Slide 14 - Open vraag
Wat is het KWW. En geef aan welk deel van de zin wordt gekoppeld?
De kerstmusical was een groot succes.
Slide 15 - Open vraag
Wat is het KWW. En geef aan welk deel van de zin wordt gekoppeld?
Nederlands blijft voor mij een makkelijk vak.
Slide 16 - Open vraag
Een HWW én een KWW
In een zin kunnen ook een Hulpwerkwoord (HWW) én een Koppelwerkwoord (KWW) voorkomen.
Het KWW is dan een voltooid deelwoord óf een infinitief.
Slide 17 - Tekstslide
Junior is twee weken ziek geweest:
gezegde = is geweest
is = kww
geweest = hww
Slide 18 - Tekstslide
Zal hij nu voorlopig niet meer ziek zijn?
gezegde = zal zijn
zal = hww
zijn = kww
Slide 19 - Tekstslide
De werkwoorden zijn, worden en blijven kunnen als kww én als hww worden gebruikt.
Slide 20 - Tekstslide
Aan de slag
Schrijf de antwoorden in je schrift.
timer
5:00
Slide 21 - Tekstslide
Nakijken
Schrijf een krul of verbeter je antwoord
Slide 22 - Tekstslide
Aan de slag
timer
6:00
Schrijf de antwoorden in je schrift.
Slide 23 - Tekstslide
Nakijken
Schrijf een krul of verbeter je antwoord
Slide 24 - Tekstslide
De werkwoorden zijn, worden en blijven kunnen als kww én als hww worden gebruikt.
De werkwoorden zijn en blijven kunnen ook als zww (zelfstandig werkwoord) worden gebruikt. Ze hebben dan de betekenis van 'zich ergens bevinden'.
Slide 25 - Tekstslide
Junior is ziek
is = kww (bij 'ziek')
Junior is ziek geweest
is = hww
Junior is weer op school
is = zww
De winkel blijft twee weken dicht
blijft = kww (bij 'twee weken dicht')
De winkel blijft twee weken gesloten
blijft = hww
De winkel blijft in de hoofdstraat
blijft = zww
De serie wordt steeds spannender
wordt = kww (bij 'steeds spannender')
De serie wordt niet meer uitgezonden
wordt = hww
Een kww en een zww kunnen nooit tegelijk in een zin voorkomen!