Ch 4- Grammar Revision

GRAMMAR
Chapter 4 - Grammar Revision 
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

GRAMMAR
Chapter 4 - Grammar Revision 

Slide 1 - Tekstslide

Stepping Stones Chapter 4 - 1HV

  • Articles - a, an, the, and zero article. 
  • Present Continuous
  • Imperatives

Slide 2 - Tekstslide

De / Het
'De' en 'Het' vertaal je allebei naar "the"
Je gebruikt "the" als je  naar iets specifieks verwijst (the bike = de fiets)

"The" heeft 2 uitspraken:
(thuh - ðə) bij medeklinkers: the boy
(thie - ðiː) bij klinkers: the apple

Slide 3 - Tekstslide

Een
'Een' vertaal je naar "a" of "an"

An gebruik je wanneer het woord in de uitspraak begint met een klinker:
An hour, An apple

A gebruik je wanneer het woord in de uitspraak begint met een medeklinker:
A boy, A university 

Slide 4 - Tekstslide

Geen Lidwoord 
Soms gebruik je geen a of an

Dit is bijvoorbeeld bij:
  • Namen (England, Christmas) 
  • play + een spel (play football, play tennis)
  • meervouden (dogs, boys) 


Slide 5 - Tekstslide

Geen Lidwoord 
Bij instellingen als hospital, school, prison, college, university, church gebruik je geen 'the' als je denkt aan het gebruik van de gebouwen, en niet aan de gebouwen zelf:
- We go to church every week.
- Do you go to school?
- He is in hospital now.
- He is in prison. 

Je gebruikt wel "the" als je echt het gebouw bedoelt:
- We have been waiting at the hospital all morning.
- I am at the school. I am visiting my uncle. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Uitspraak

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

A or AN?

Slide 10 - Tekstslide

a of an?
..... banana
A
a
B
an

Slide 11 - Quizvraag

a of an?
.... artwork
A
a
B
an

Slide 12 - Quizvraag

a of an?
..... house
A
a
B
an

Slide 13 - Quizvraag

a of an?
.... apple
A
a
B
an

Slide 14 - Quizvraag

a of an?
.... uniform
A
a
B
an

Slide 15 - Quizvraag

a of an?
.... ear
A
a
B
an

Slide 16 - Quizvraag

a of an?
.... hero
A
a
B
an

Slide 17 - Quizvraag

a of an?
.... plant
A
a
B
an

Slide 18 - Quizvraag

a of an?
.... hour
A
a
B
an

Slide 19 - Quizvraag

a of an?
.... game
A
a
B
an

Slide 20 - Quizvraag

Come and look at ____ children over there!
A
a
B
an
C
the
D
-----

Slide 21 - Quizvraag

He wants ____ scooter for his birthday.
A
a
B
an
C
the
D
-----

Slide 22 - Quizvraag

I live in ______ Canada.
A
a
B
an
C
the
D
-----

Slide 23 - Quizvraag

Mr. Brown is at ____ school, he has an appointment.
A
a
B
an
C
the
D
-----

Slide 24 - Quizvraag

My grandmother is in ____ hospital. She is having a surgery tomorrow morning.
A
a
B
an
C
the
D
-----

Slide 25 - Quizvraag

This is _______ expensive bike.
A
a
B
an
C
the
D
-----

Slide 26 - Quizvraag

PRESENT CONTINUOUS
Present contiNUous: gebeurt NU 
Always use this form:
1. am, is / are 
2. hele werkwoord
3. -ing 

Example: They are working now


Slide 27 - Tekstslide

We ________ the dishes right now.
(to do)

A
are doing
B
do
C
is doing
D
doing

Slide 28 - Quizvraag

Look! They _______ him his present.
(to give)
A
is giving
B
give
C
are giving
D
giving

Slide 29 - Quizvraag

I ________ a book for school right now.
(to read)
A
am reading
B
are reading
C
read
D
reading

Slide 30 - Quizvraag

She _____ her bag all by herself as we speak. (to carry)
A
carrying
B
carries
C
are carrying
D
is carrying

Slide 31 - Quizvraag

He _______ to his friend at the moment.
(to talk)
A
talks
B
are talking
C
is talking
D
talking

Slide 32 - Quizvraag

Look! Tommy and Amy______ to catch the train.
A
running
B
is running
C
are running
D
are runing

Slide 33 - Quizvraag

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

Je gebruikt de gebiedende wijs (in het Engels dus imperative) wanneer je iemand vertelt wat diegene moet doen. 
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

 The Imperative
De Gebiedende Wijs

Slide 34 - Tekstslide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

Sit down!                            Ga zitten!
Open your books!            Doe je boeken open!
Be quiet!                             Wees stil!
Eat your meal!                   Eet je maaltijd op!
The Imperative
De Gebiedende Wijs

Slide 35 - Tekstslide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

The Imperative
De Gebiedende Wijs
Je gebruikt don't als iemand iets niet moet doen.
Sit down! 
Open your books!
Be quiet!
Don't sit down! 
Don't open your books!
Don't be quiet!

Slide 36 - Tekstslide

Ga naar boven!
A
Turn up
B
Go upstairs
C
Go down
D
Up stairs

Slide 37 - Quizvraag


Je mag niet drinken hier!
A
Drink here!
B
Not drink here!
C
Drink not here!
D
Don't drink here!

Slide 38 - Quizvraag


Vertaal: Lees jouw boek.
(to read)

Slide 39 - Open vraag


Vertaal: Poets je tanden.
(to brush)

Slide 40 - Open vraag


Vertaal: Niet praten!
(to talk)

Slide 41 - Open vraag

Well done!








Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide