P4 - week 5 - 24 mei 2023

P4 - week 5 - 24 mei 2023
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

P4 - week 5 - 24 mei 2023

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy?
Schrijfopdracht  (30 minuten)

Leerdoelen voor de rest van de les vandaag:
* Ik kan de Spaanse werkwoorden 'poder' en 'saber' vervoegen, herkennen en toepassen 
* Ik leer en oefen met veel gebruikte, onregelmatige werkwoorden 
* Ik oefen met een (luister)lied het werkwoord 'gustar' 


















Slide 2 - Tekstslide

Schrijfopdracht 
  • Schrijfopdracht telt 1x mee als s.o.
  • Ik beoordeel op 4 criteria: inhoud -  woordgebruik & zinsopbouw - samenhang - grammaticale correctheid
  • Je krijgt max. 30 minuten de tijd om de schrijfopdracht te maken en in te leveren
  • Er zijn géén hulpmiddelen toegestaan
  • Je werkt alleen en in stilte 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

'poder' (=kunnen/mogen) - p.19
Bij het werkwoord 'poder' treedt er klinkerwisseling op, bij de 1e, 2e, 3e en 6e persoon:

       o --> ue

Slide 5 - Tekstslide

'poder' (=kunnen/mogen)
Mañana puedo ir contigo.
Morgen kan ik met je meegaan.

¿Puedes ayudarme?
Kun je me helpen?

Podemos ir al cine juntos.  We kunnen samen naar de bios gaan.

Slide 6 - Tekstslide

'saber' (=weten) - p.19
Bij 'saber' is alleen 
de 1e persoon onregelmatig:

Slide 7 - Tekstslide

'saber' (=weten)
que mi padre puede estar nervioso.
Ik weet dat mijn vader nerveus kan zijn.

Lo sabemos.   Wij weten het.
No lo sé.            Ik weet het niet.      

Slide 8 - Tekstslide

'saber' (=weten)
Het werkwoord 'saber' wordt gebruikt bij het spreken over geleerde vaardigheden, zoals:
koken, zwemmen, een vreemde taal spreken, onderhandelen,
een muziekinstrument bespelen, etc.

cocinar bien.        Ik kan goed koken.
hablar español.   Ik kan Spaans spreken.

Slide 9 - Tekstslide

Ejercicio 1 - página 20
Vervoeg de werkwoorden 'poder' & 'saber' 
in de zes verschillende persoonsvormen
timer
8:00

Slide 10 - Tekstslide

Ejercicio 2 - página 20
Vertaal zes Spaanse zinnen naar het Nederlands:
  1. Kun je lopend naar je/het werk?                             mogelijkheid
  2. Het spijt me, ik kan nu niet praten/spreken.     mogelijkheid
  3. Mag ik je mobiel gebruiken?                                    toestemming
  4. Spreek/Kun je Chinees (spreken)?                        vaardigheid
  5. Kun je een muziekinstrument bespelen?          vaardigheid
  6. Weet u wat dit betekent?                                           kennis
timer
8:00

Slide 11 - Tekstslide

Schrijf op waar je goed in bent...
Sé (=letterlijk: ik weet), maar je gebruikt dit werkwoord als je over vaardigheiden vertelt. De betekenis wordt dan: 'ik kan',
bijv. --> Ik kan goed gitaar spelen: Sé tocar la guitarra bien.

Bedenk drie dingen waar je goed in bent!
timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Waar ben je goed in?

¿Qué sabes hacer bien?

Slide 13 - Tekstslide

Bekende 'onregelmatige werkwoorden'
poner
neerzetten
seguir
volgen
ver
kijken
querer
willen
pedir
vragen/verzoeken
dar
geven
hacer
doen, maken
decir
zeggen

Slide 14 - Tekstslide

Vertaalzinnen
  1. Hay que seguir todo recto.
  2. Tienes que ver esta película, ¡me gusta muchísimo!
  3. ¿Quieres ir al cine conmigo?
  4. ¿Quieres poner el libro en la mesa?
  5. ¿Me puedes dar el pan, por favor?
  6. No quiero hacer nada.
  7. ¿Me puedes decir la verdad?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide