In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Wat gaan we vandaag doen?
Krant lezen (10 minuten)
Herhaling trappen van vergelijking (5 minuten)
Nieuwe uitleg (10 minuten)
Zelf aan de slag (20 minuten)
Evaluatie (5 minuten)
Let op: je pakt je laptop pas vanaf stap 2.
Slide 1 - Tekstslide
Krant lezen
Je krijgt een bladzijde uit de krant en daarvan lees je één artikel (met krantenkop, dus geen weerbericht, strip of reclame).
Je krijgt vijf minuten de tijd om het artikel te lezen, daarna vertellen drie leerlingen wat ze hebben gelezen.
Kom je moeilijke woorden tegen? Schrijf ze op, dan bespreken we die ook na het lezen.
Slide 2 - Tekstslide
Stellende trap
Vergrotende trap
Overtreffende trap
Best
Beter
Bewust
Lost
Teder
Sober
Meest fantastisch
Helderder
Dwaast
Slide 3 - Sleepvraag
Bijvoeglijk naamwoord:
- Wat was het ook al weer?
- Hoe schrijf je het?
Doel:
- Je schrijft op elke plek in de zin het bijvoeglijk naamwoord juist.
Hoofdstuk 5: spelling
Slide 4 - Tekstslide
Welk(e) woord(en) is(zijn) het bijvoeglijk naamwoord? Voor het kleine feest heeft Monique een mooi cadeau gekocht
Slide 5 - Open vraag
Welk(e) woord(en) is(zijn) het bijvoeglijk naamwoord? Mijn stokdove tante is erg blij met haar nieuwe gouden gehoorapparaat
Slide 6 - Open vraag
Veel bijvoeglijk naamwoorden hebben een korte en een lange vorm:
Een leuk meisje
Het leuke meisje
Een groot cadeau
De grote cadeaus
Hoe spel je het BN?
De korte vorm is het woord zelf, daar valt niet zoveel over uit te leggen
Slide 7 - Tekstslide
1. -e achter de korte vorm leuk = leuke, klein = kleine
2. verdubbel de laatste letter + -e
Fris = frisse, Glad= gladde
3. haal een klinker weg + -e
traag = trage, laat = late
4. Verander de -f- in een v, of de -s- in de z +-e
Lief = lieve, grijs= grijze
Nu de lange vorm:
Zo kort mogelijk (als de uitspraak te toelaat)
Wij Nederlanders zijn lui (met taal)
Slide 8 - Tekstslide
Dat is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
- dat geeft het materiaal aan waarvan iets gemaakt is
- eindigt op -en
Goudentanden, glazenwanden, rubberenbanden
(sommige Engelse/Franse woorden uitgezonderd:
Nylon kousen, plastic fles, aluminium pan)
En dat 'gouden' dan?
Slide 9 - Tekstslide
Maak: Hoofdstuk 5: spelling. Begin bij opdracht 1 en doorloop de leerroute. Zorg ervoor dat je opdrachten boven de 60% zijn. Lukt dat niet? Dan kom ik langs voor extra uitleg en herstart ik de opdracht voor je.
Hoe: De eerste tien minuten werken we in stilte, daarna mag je overleggen met je buurman/buurvrouw.