Op de berg Olympus, de hoogste berg van Griekenland, verbleven de Olympische goden. De goden gingen regelmatig naar beneden om mensen te helpen, te straffen en zelfs om kinderen te maken. Als er een kind geboren werd dat van een mens en een god afkomstig is, is het een
halfgod. De halfgoden hadden bijzondere eigenschappen. Ze verrichtte heldendaden en ze werden door iedereen bewonderd.
De twaalf olympische goden waren bijna allemaal oppermachtig, als de macht van de ene god ophield, begon de macht van een andere god. Alleen Zeus was echt oppermachtig. In een heleboel dingen leken de goden op de mensen. Ze hadden dezelfde emoties en ook dezelfde zwakke plekken.