Les 53 en 54 herhaling

Les 53
Hoe gebruik je verwijswoorden?
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 53
Hoe gebruik je verwijswoorden?

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

DEZE, DIE, DIT, DAT
Dit zijn verwijswoorden.

dezE en diE gebruik je bij dE-woorden
diT en daT gebruik je bij heT-woorden



Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Tekstslide

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

de bioloog
A
deze bioloog
B
dit bioloog

Slide 10 - Quizvraag

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

de veerdienst
A
deze veerdienst
B
dit veerdienst

Slide 11 - Quizvraag

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

het faillissement
A
dat faillissement
B
die faillissement

Slide 12 - Quizvraag

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

de veranderingen
A
deze veranderingen
B
dit veranderingen

Slide 13 - Quizvraag

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

het voetbaltoernooi
A
deze voetbaltoernooi
B
dit voetbaltoernooi

Slide 14 - Quizvraag

Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?

de zonneauto
A
deze zonneauto
B
dit zonneauto

Slide 15 - Quizvraag

Vul in: De jongen ... ik leuk vind
A
die
B
dat

Slide 16 - Quizvraag

Wat is juist: zo'n kast of zulke kast?
A
zo'n kast
B
zulke kast

Slide 17 - Quizvraag

Les 54
Hoe schrijf je hulpwerkwoorden en het voltooid deelwoord?

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wat is het hulpwerkwoord in deze zin: "De winkel heeft de prijzen verhoogd."
A
heeft
B
verhoogd

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het hulpwerkwoord?:
Eerst hebben ze een ontwerp gemaakt.

Slide 23 - Open vraag

Wat is het hulpwerkwoord?:
Daarna hebben ze een model gebouwd.

Slide 24 - Open vraag

Wat is het hulpwerkwoord?:
Het model is uitgebreid getest.

Slide 25 - Open vraag

Wat is het hulpwerkwoord en wat is het voltooid deelwoord? "Ik heb gisteren te veel gesnoept."

Slide 26 - Open vraag