Ik heb gedanst - J'ai dansé danser - er + é
Jij hebt gedanst - Tu as dansé
Hij heeft gedanst - Il a dansé
Zij heeft gedanst - Elle a dansé
Wij hebben gedanst - Nous avons dansé / on a dansé
Jullie hebben gedanst - Vous avez dansé
Zij hebben gedanst - Ils / Elles ont dansé