bespreken van meerdere inkomensbegrippen en het verband met welvaart
kunnen rekenen met koopkracht
zelfstandig werken
Zelf oefenen
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5
In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Deze week: wat en waarom?
bespreken van meerdere welvaartsbegrippen
oefenen met formuleren met 1 examenvraag
bespreken van meerdere inkomensbegrippen en het verband met welvaart
kunnen rekenen met koopkracht
zelfstandig werken
Zelf oefenen
Slide 1 - Tekstslide
Hoe kun je volgende les voorbereiden?
Als je het hoofdstuk voorbereidt door te lezen en bijv. naar Feddahi te kijken, kun je volgende les bepalen of het nog nodig i om mijn bespreking ervan nog mee te doen.
Slide 2 - Tekstslide
eerst welvaartsbegrippen erbij pakken
Slide 3 - Tekstslide
Begrippen
Elke les begrippen even begrippen leren en een vraag ermee maken mbv de juiste manier van formuleren
Vandaag: Leg uit hoe de internationale concurrentiepositie kan worden verbeterd door een stijging van de arbeidsproductiviteit.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Het verschil tussen primair en secundair inkomen zijn alleen de belastingen, subsidies en premies
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Van nominaal naar reëel
nominaal = in euro's
reëel = in producten (koopkracht)
inflatie = gemiddelde stijging van de prijzen
stijging in % reëel = stijging in % nominaal - stijging in % prijzen
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
stijging in % reëel = stijging in % nominaal - stijging in % prijzen
Nominale BBP met 4% gestegen en reële BBP met 1% gestegen. De prijzen zijn
A
Gestegen
B
Gedaald
C
Gelijk gebleven
D
Kun je niets over zeggen
Slide 14 - Quizvraag
stijging in % reëel = stijging in % nominaal - stijging in % prijzen
+1 = 4 - stijging van de prijzen
Het antwoord is ........... % dus gestegen
Slide 15 - Tekstslide
stijging in % reëel = stijging in % nominaal - stijging in % prijzen
Het reële BBP stijgt met 3%, de bevolkingsomvang met 2,5%. Het reëel bbp per hoofd van de bevolking ...
A
Stijgt
B
Daalt
Slide 16 - Quizvraag
stijging in % reëel = stijging in % nominaal - stijging in % prijzen
Wat is je reëel rendement? De rente op je spaargeld is 6%, de inflatie is 1,5%
A
-4%
B
4,5%
C
7,5%
D
4,4%
Slide 17 - Quizvraag
stijging in % reëel = stijging in % nominaal - stijging in % prijzen
reële stijging = 6 - 1,5
=
Slide 18 - Tekstslide
stijging in % reëel = stijging in % nominaal - stijging in % prijzen