1 Getallen - 3 Decimale getallen

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

3. Decimale getallen
1. Ordenen, weergeven en aflezen
2. Optellen en aftrekken
3. Vermenigvuldigen
4.Delen
5. Afronden

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je leert de opbouw en structuur van decimale getallen.
- Je kunt optellen en aftrekken met decimale getallen.
- Je leert vermenigvuldigen met decimale getallen.
- Je leert delen met decimale getallen.
- Je leert afronden op hele getallen en decimalen.

Slide 3 - Tekstslide

1. Ordenen, weergeven en aflezen

Slide 4 - Tekstslide

De structuur van een decimaal getal
De plaats van een cijfer in een getal bepaalt de waarde van het cijfer in dat getal. De cijfers achter de komma noem je decimalen

Slide 5 - Tekstslide

Decimale getallen op een getallenlijn
De plaats van decimale getallen kun je op een getallenlijn aangeven. 
Bij decimale getallen mag je achter de laatste decimaal nullen toevoegen. 2,5 en 2,50 staan op dezelfde plek op een getallenlijn. 

Slide 6 - Tekstslide

2. Optellen en aftrekken

Slide 7 - Tekstslide

Optellen en aftrekken
Bij het optellen en aftrekken van decimale getallen moeten de komma's recht onder elkaar geplaatst worden. 

Slide 8 - Tekstslide

Verschillend aantal decimalen
Soms moet je getallen met een verschillend aantal decimalen bij elkaar optellen of van elkaar aftrekken. Het is dan handig om nullen extra te plaatsen, zodat de getallen evenveel cijfers achter de komma hebben. 

Slide 9 - Tekstslide

3. Vermenigvuldigen

Slide 10 - Tekstslide

Vermenigvuldigen met 10, 100, 1 000 enzovoort
Bij het vermenigvuldigen van decimale getallen met 10 verschuift de komma 1 plaats naar rechts. 36,256 x 10 = 362,57
Bij het vermenigvuldigen van decimale getallen met 100 verschuift de komma 2 plaatsen naar rechts. 36.256 x 100 = 
3625,7

Slide 11 - Tekstslide

Vermenigvuldigen met 10, 100, 1 000 enzovoort
Bij het vermenigvuldigen van een decimale getallen met 0,1 verschuift de komma 1 plaats naar links. 25,85 x 0,1 = 2,585
Bij het vermenigvuldigen van een decimale getallen met 0,01 verschuift de komma 2 plaatsen naar links. 25,85 x 0,01 = 0,2585

Slide 12 - Tekstslide

Komma plaatsen bij vermenigvuldigen 
Bij het vermenigvuldigen met decimale getallen plaats je de komma na afloop. Je kunt het aantal cijfers achter de komma bepalen door eerst een schatting te maken van het antwoord of door te tellen. Bij het schatten gebruik je het ongeveer teken (een kronkeld = teken)

Slide 13 - Tekstslide

Komma plaatsen bij vermenigvuldigen 
Voorbeeld 
75,78 = 76 (kronkeld = teken)
We zeggen hier dus: 75,78 is ongeveer 76

Slide 14 - Tekstslide

4. Delen

Slide 15 - Tekstslide

Delen door 10, 100, 1000 enzovoort
Bij het delen van een decimaal getal door 10 verschuift de komma 1 plaats naar links. Bijv. 257,34 : 10 = 25,734
Bij delen door 100 verschuift de komma 2 plaatsen naar links. Bijv. 257,35 : 100 = 2,5735

Slide 16 - Tekstslide

Delen door 10, 100, 1000 enzovoort
Bij het delen van een decimaal getal door 0,1 verschuift de komma 1 plaats naar rechts. Bijv. 257,34 : 0,1 = 2573,4
Bij delen door 0,01 verschuift de komma 2 plaatsen naar rechts. Bijv. 257,35 : 0,01 = 25735

Slide 17 - Tekstslide

Komma plaatsen bij delen
Als je kommagetallen gaat delen, maak je eerst een schatting van het antwoord.
De deling voer je uit alsof er geen komma's in de getallen staan. Ten slotte plaats je de komma in het antwoord. 

Slide 18 - Tekstslide

5. Afronden

Slide 19 - Tekstslide

Afronden
Bij het afronden op 1 decimale kijk je naar de tweede decimaal. Is het cijfer lager dan 5, dan blijft de eerste decimaal onveranderd. Bijv. 5,2635
- afronden op een heel getal = kijken naar de eerste decimaal = 5,2 = 5
- afronden op 1 decimaal = kijken naar de tweede decimaal = 5,26 = 5,3
- afronden op 2 decimalen = kijken naar de derde decimaal = 5,263 = 5,26 
- afronden op 3 decimalen = kijken naar de vierde decimaal = 5,2635 = 5,264

Slide 20 - Tekstslide

Afronden van geldbedragen
Als je rekent met geld rond je af op 2 decimalen. Als je contant afrekent bij de kassa, wordt vaak afgerond op 5 cent. 
€ 5,9683 = € 5,97

Slide 21 - Tekstslide