Rekenen NU PW/OA 3.3

Rekenen Hoofdstuk 3.3
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Rekenen Hoofdstuk 3.3

Slide 1 - Tekstslide

Mededelingen
  • Planning Rekenen - zie TEAMS - bestanden!
  • Hebben jullie een toets voor H1 en/of H2 aangevraagd?

Gebruik van rekenmachine is NIET toegestaan bij dit hoofdstuk!

Hoe ontstaat je cijfer voor deze periode?
Cijfer toets H3 + opdrachten H3 hebben gemaakt.
  • Minimaal 55% behaald voor paragraaf 3.1 t/m 3.6 = 1 punt extra
  • Als je op de instaptoets min. 85% hebt behaald, hoef je alleen 3.6 +  examenopdrachten te maken.

Slide 2 - Tekstslide

Deze les: D21OA1B
Instaptoets H3 niet af? Ik verwacht je bij de rekenen niveau les om 11.15 in lokaal 205! 
Hester

Vandaag instructie 3.1
Patrick, Mirte, Ylja, Janneke, Brend, Cherine, Merel, Anna, Jorian, Lisa, Daniël
Hester, (geen instaptoets)

ZW 3.1-3.6: Limke, Sil, Sabine, Esther, Gryt Janna, Rikus, Stien, Lucas, Esmée, Tessa, Eef, Marloe, Elske              ZW 3.6 en examenopdrachten: Lotte

Rekenen-niveau: < 40% + studenten die instaptoets nog af moeten maken 

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik vorige les:   
Waar moet je op letten bij deze sommen?

    3.1 optellen en aftrekken met decimale getallen
    3.2 vermenigvuldigen met decimale getallen
            x 10 / 100 / 1000 - 0,1 / 0,01 / 0,001
            sommen als 21,9 x 32,1

Nog vragen hierover?


Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen 3.3
  • Delen met decimale getallen
       - Delen door 10 / 100 / 1000 - 0,1 / 0,01 / 0,001
       - Sommen als 20,25 : 1,5

Slide 5 - Tekstslide

Delen door 10 / 100 / 1000 - 0,1 / 0,01 / 0,001
Werk de sommen uit... welke zijn het makkelijkst?

a. 4,36 + 27,87 of b. 0,708 + 309,4 


c. 234, 34 - 2,2 of d. 345, 4 - 2,3 


Delen door 10 / 100 / 1000 - 0,1 / 0,01 / 0,001
Delen decimaal getal door 10:  komma verschuift 1 plaats naar links.
Delen door 100: komma verschuift 2 plaatsen naar links. Etc.
             257,34 : 10 = 25,734 
                57,3: 100 = 0,573 
            5,75 : 1000 = 0,00575 
Bij het delen door 0,1 verschuift de komma één plaats naar rechts.
Bij het delen door 0,01 verschuift de komma twee plaatsen naar rechts.        
                      50 : 0,1 = 500
                   2,5 : 0,01 = 250
           0,045 : 0,001 = 45














Slide 6 - Tekstslide

a. 4,36 + 27,87 of b. 0,708 + 309,4
Oefenen

Slide 7 - Tekstslide

a. 4,36 + 27,87 of b. 0,708 + 309,4
Antwoorden
59,7
3640
701020
2,7
0,34
0,625
0,2083
0,0041

Slide 8 - Tekstslide

Delen door 10 / 100 / 1000 - 
0,1 / 0,01 / 0,001    
a, want daar heb je evenveel decimalen achter de komma. Waar moet je op letten bij b?

  




Delen door 10 / 100 / 1000 - 0,1 / 0,01 / 0,001    
Zelfde sommen... maar net anders gevraagd.



Hoe pak je deze sommen aan?

Slide 9 - Tekstslide

Delen door 10 / 100 / 1000 - 
0,1 / 0,01 / 0,001    
a, want daar heb je evenveel decimalen achter de komma. Waar moet je op letten bij b?

  




Delen door 10 / 100 / 1000 - 0,1 / 0,01 / 0,001    
2,12

  0,313

   3,4
10

100

1000

Slide 10 - Tekstslide

c. 234, 34 - 2,2 of d. 341, 4 - 2,3 
Delen met sommen als 20,25 : 1,5 
Gebruik dezelfde stappen als vorige week!

  1. Maak een schatting: 20 : 2 = 10
  2. Voer de deling uit alsof er geen komma's in de getallen staan (kolomsgewijs delen of staartdeling)
  3. Plaats je komma terug op basis van je schatting: 13,5

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

c. 234, 34 - 2,2 of d. 341, 4 - 2,3 
d, want daar heb je evenveel decimalen achter de komma.

Waar moet je op letten bij c?
    




  1. Maak een schatting
  2. Voer de deling uit alsof er geen komma's in de getallen staan.
  3. Plaat je komma terug op basis van de schatting.


45,6 : 1,9 =

Slide 13 - Tekstslide

c. 234, 34 - 2,2 of d. 341, 4 - 2,3 
d, want daar heb je evenveel decimalen achter de komma.

Waar moet je op letten bij c?
    




  1. Schatting: 46 : 2 = 23
  2. Uitrekenen zonder komma's:  456 : 19
  3. Komma terug op basis van schatting: 
45,6 : 1,9 = 

Slide 14 - Tekstslide

c. 234, 34 - 2,2 of d. 341, 4 - 2,3 
d, want daar heb je evenveel decimalen achter de komma.

Waar moet je op letten bij c?
    




  1. Maak een schatting
  2. Voer de deling uit alsof er geen komma's in de getallen staan.
  3. Plaat je komma terug op basis van de schatting.


1,044 : 0,36 =

Slide 15 - Tekstslide

c. 234, 34 - 2,2 of d. 341, 4 - 2,3 
d, want daar heb je evenveel decimalen achter de komma.

Waar moet je op letten bij c?
    




  1. Schatting: 1 : 0,4 = ong. 3
  2. Uitrekenen zonder komma's:  1044 : 36
  3. Komma terug op basis van schatting: 
1,044 : 0,36=  

Slide 16 - Tekstslide

vermenigvuldigen en delen
met kommagetallen
  • Gebruik cijferend optellen/aftrekken
  • Zet de komma's recht onder elkaar!
  • Soms moet je kommagetallen met een verschillend aantal decimalen bij elkaar optellen of aftrekken. Zet dan een extra 0 achter de komma!

                     356,45 - 132,1 =
Vermenigvuldigen en delen met kommagetallen

Slide 17 - Tekstslide

vermenigvuldigen en delen
met kommagetallen
  • Gebruik cijferend optellen/aftrekken
  • Zet de komma's recht onder elkaar!
  • Soms moet je kommagetallen met een verschillend aantal decimalen bij elkaar optellen of aftrekken. Zet dan een extra 0 achter de komma!

                     356,45 - 132,1 =
Vermenigvuldigen en delen met kommagetallen
a. 9,36 : 24 = 0,39
b. 0,39 x 4 = 1,56
c. 10,32 : 24 = 0,43 x 4 = 1,72

Slide 18 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat
Paragraaf 3.3
Hoe
Zelfstandig 
Gebruik rekenmachine NIET toegestaan!
Hulp
Uitleg in NU, vragen aan docent
Tijd
Overige lestijd + evt. thuis afmaken
Klaar?
Starten met 3.4

Slide 19 - Tekstslide