BJ lesweek 7 paragraaf 3.1 - 3.2-3.3

Welkom bij 

Rekenen
Rekenen
Basisjaar
Paragraaf 3.1, 3.2 en 3.3
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom bij 

Rekenen
Rekenen
Basisjaar
Paragraaf 3.1, 3.2 en 3.3

Slide 1 - Tekstslide

Welkom
Rekenen
Paragraaf 3.1 - 3.2

Slide 2 - Tekstslide

Digitaal/op afstand

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdstuk 3  
Decimale en negatieve getallen
3.1 optellen en aftrekken decimale getallen
3.2 vermenigvuldigen decimale getallen
3.3 delen decimale getallen
3.4 afronden
3.5 optellen en aftrekken negatieve getallen
3.6 gemengde opdrachten

Slide 4 - Tekstslide

Wat gaan we oefenen?

+              x

-               :



Met decimale getallen

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoelen
Je leert optellen en aftrekken met decimale getallen

Je leert vermenigvuldigen met decimale getallen.

Je leert delen met decimale getallen

Slide 6 - Tekstslide

Decimale getallen
Decimale getallen zijn getallen met cijfers achter de komma
1 decimaal
2 decimalen
3 decimalen

Slide 7 - Tekstslide


Maak de puzzel
 die je terug kan
 vinden in teams/rekenen

Slide 8 - Tekstslide

Vorige les
- Toets H2
- Instaptoets H3



Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Decimale getallen 






Slide 11 - Tekstslide

Afronden decimale getallen
Hoe moet je 0,3820404 afronden op twee decimalen?




0 , 3 8 2 0 4 0 4

Slide 12 - Tekstslide

Afronden decimale getallen
Hoe moet je 0,3820404 afronden op twee decimalen?




0 , 3 8 2 0 4 0 4

Slide 13 - Tekstslide

Afronden decimale getallen
Hoe moet je 0,3820404 afronden op twee decimalen?




0 , 3 8 2 0 4 0 4

Slide 14 - Tekstslide

Afronden decimale getallen
Hoe moet je 0,3820404 afronden op twee decimalen?




0 , 3 8 

Slide 15 - Tekstslide

Rond 1,50274 af op één decimaal. Welk antwoord is juist?
A
1,4
B
1,5
C
1,49
D
1,50

Slide 16 - Quizvraag

Rond 1,496953 af op twee decimalen. Welk antwoord is juist?
A
1,49
B
1,50
C
1,51
D
1,497

Slide 17 - Quizvraag

3.1 + - decimale getallen
Bij het optellen en aftrekken van decimale getallen moeten de komma’s recht onder elkaar geplaatst worden.


Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld
Zet de getallen
altijd goed onder elkaar


Slide 19 - Tekstslide


Wat klopt er niet aan deze opgaven?

Slide 20 - Open vraag

Optellen en aftrekken met decimale getallen
  • Zorg dat komma's recht onder elkaar staan:         24,75

                                                                                                            12,24+


  • Vul een ongelijk aantal decimalen aan met nullen, zodat je overal evenveel cijfers achter de komma hebt:      24,75 + 3,5       wordt    24,75

                                                                                                                                                3,50+

                                                                                          



Slide 21 - Tekstslide

46,4 + 32,88=
53,6 - 24,70=

Slide 22 - Open vraag

Antwoord:

          46,40                                                            53,60

          32,88+                                                          24,70- 

          79,28                                                             28,90

                                                                       

         

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Whiteboard
Voorbeelden op whitebord maken

Slide 26 - Tekstslide

Vermenigvuldigen met decimale getallen
  • Onder elkaar vermenigvuldigen:

Reken de som uit zonder komma.

Tel hoeveel cijfers in totaal in de som achter de komma staan.

Tel in je antwoord evenveel plaatsen vanaf rechts en zet daar de komma.

          21,40

               3,6x

        12840

        64200

        77040    wordt   77,040 (77,04)

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Komma plaatsen bij vermenigvuldigen


Bij het vermenigvuldigen met decimale getallen plaats je de komma na afloop. Je kunt het aantal cijfers achter de komma bepalen door eerst een schatting te maken van het antwoord of door het aantal decimalen in de getallen te tellen.

Bij het schatten gebruik je het ongeveer teken ≈.
75,78 ≈ 76 (75,78 is ongeveer 76)

Slide 30 - Tekstslide

Voorbeeld

Slide 31 - Tekstslide

Antwoord:

                                                    18,55

                                                   24,6   x

                                                  1 1 130

                                                  74200 

                                                371000

                                               456,330    (456,33)


Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

3.2 X decimale getallen
Bij het vermenigvuldigen van decimale getallen met 10 verschuift de komma 1 plaats naar rechts.

Bij vermenigvuldigen met 100 verschuift de komma 2 plaatsen naar rechts.

Slide 34 - Tekstslide

Voorbeeld

Slide 35 - Tekstslide

38,95 x 10 =
38,95 x 0,01 =

Slide 36 - Open vraag

Antwoord

38,95 x 10 = 389,5

38,95 x 0,01 = 0,3895

Slide 37 - Tekstslide

Delen met decimale getallen
  • Met 10, 100, 1000 enz.: de komma verschuift zoveel plaatsen naar links/rechts als er nullen zijn/cijfers achter de komma staan.

      26,375 : 100 = 0,26375

      26,375 : 0,1 = 263,75

Slide 38 - Tekstslide

33,6 : 10 =
33,6 : 0,1 =

Slide 39 - Open vraag

Antwoord:

33,6 : 10 = 3,36

33,6 : 0,1 = 336

Slide 40 - Tekstslide

Delen met decimale getallen
  • Bij een staartdeling:

Schuif de komma's in beide getallen zoveel plaatsen op dat er geen komma meer staat in het getal waardoor je deelt.

20,25 : 1,5     wordt     202,5 : 15                    15/ 202,5 \ 135

                                                                                           15

                                                                                             52

                                                                                             45

                                                                                                75

                                                                                                75

                                                                                                   0


Slide 41 - Tekstslide

0

Slide 42 - Video

Slide 43 - Tekstslide

2,64 : 0,24 =

Slide 44 - Open vraag

Antwoord:

                                                        24/ 264 \ 11

                                                                24

                                                                   24

                                                                   24

                                                                      0

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Video

Slide 47 - Tekstslide

0

Slide 48 - Video

Lesdoelen
Je leert optellen en aftrekken met decimale getallen

Je leert vermenigvuldigen met decimale getallen.

Je leert delen met decimale getallen

Slide 49 - Tekstslide

Einde les.
Bedankt en tot de volgende keer!

Slide 50 - Tekstslide