5.3 grammatica kader+

5.3 grammatica kader+
- Je leert dat een bezittelijk voornaamwoord (bzvnw) een bezit aangeeft
- Je leert dat een bzvnw voor een zn  of een bijvoeglijk naamwoord staat
- Je leert dat een meewerkend voorwerp (mv) antwoord geeft op de vraag "aan wie of voor wie" + gezegde + onderwerp
- Je leert dat een mw met "aan" of "voor" kan beginnen.


Bekijk het filmpje op de volgende pagina.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

5.3 grammatica kader+
- Je leert dat een bezittelijk voornaamwoord (bzvnw) een bezit aangeeft
- Je leert dat een bzvnw voor een zn  of een bijvoeglijk naamwoord staat
- Je leert dat een meewerkend voorwerp (mv) antwoord geeft op de vraag "aan wie of voor wie" + gezegde + onderwerp
- Je leert dat een mw met "aan" of "voor" kan beginnen.


Bekijk het filmpje op de volgende pagina.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Bezittelijk voornaamwoord (bzvnw)
Het bz vnw geeft een bezit aan. Het staat vóór een zn of bn.

Zijn dat onze glazen of jullie glazen?
                 bzvnw                  bzvnw

Mijn fiets was verzekerd, maar haar fiets helaas niet.
bzvnw                                                  bzvnw

Slide 3 - Tekstslide

Schema
Enkevoud
Meervoud
mijn
ons / onze
jouw / je / uw
jullie / uw
zijn / haar
hun
Een bezittelijk voornaamwoord heeft altijd een "W" als laatste letter bij jouw en uw. 

Slide 4 - Tekstslide

Bezit of pers. vnw??
Hoe zie je nu het verschil tussen een bzvnw of een pvnw?

Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat (meestal) verwijst naar een levend wezen (persoonlijk).

Een bezittelijk voornaamwoord is een woord dat een relatie aangeeft tussen een zelfstandig naamwoord en een persoon, dier of instantie (bezittelijk).

Slide 5 - Tekstslide

Stappenplan zinsontleden
Stappenplan zinsontleden:
1) pv (zin in een andere tijd zetten, enkelvoud/meervoud, is altijd een ww)
2) o ( wie of wat + pv)
3) wg ( pv + alle overige ww in de zin)
4) lv ( wie of wat + pv + o)
5) mw, verdere uitleg volgt op de volgende pagina

Slide 6 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
- Je hebt al geleerd dat niet in iedere zin een lv zit.
- Een mw komt ook niet in alle zinnen voor.

- Hoe vind je het meewerkend voorwerp? Je stelt de vraag: aan wie of voor wie + gezegde + onderwerp (+ lijdend voorwerp)? Het antwoord op die vraag is het meewerkend voorwerp.
- Bij het meewerkend voorwerp kun je de woorden ‘aan’ of ‘voor’ vaak weglaten of juist toevoegen.

Slide 7 - Tekstslide

Samen oefenen
- Ik geef hem een boek.

pv: geef   (ik gaf..)
o: ik  (wie geeft)
wg : geef  ( pv)
lv: een boek (wie of wat geef ik)  
mw: hem  (aan wie of voor wie geef ik een boek)

Slide 8 - Tekstslide

Nog een zin oefenen
Anneke vertelt haar broertje een verhaal.

pv: vertelt
o: Anneke
wg: vertelt
lv: een verhaal
mw: haar broertje

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het mw in de volgende zin?
Jullie lenen geen tuinstoelen meer aan de overburen.

Slide 10 - Open vraag

Wat is het mw in de volgende zin?

Ik schonk de goede buren een auto.

Slide 11 - Open vraag

Wat is het mw in de volgende zin?
Zij verschafte mijn oom gedegen informatie over Amerika.

Slide 12 - Open vraag

Wat is het mw in de volgende zin?

Joke bereidde voor Dirk een maaltijd.

Slide 13 - Open vraag