Zinsdelen en woordsoorten 4 nov.21

Oefenen voor de toets 
Zinsontleding

Woordsoorten
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Oefenen voor de toets 
Zinsontleding

Woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Namelijk...
In Amsterdam, de mooiste stad van Nederland
De mooiste stad van NL = bijst > Amsterdam
mooiste = bijv bep > stad
van Nederland = bijv bep > stad

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik - Stappenplan zinsontleding
Terugblik
Zinsontleding

Slide 4 - Tekstslide

Zinsontleding

Slide 5 - Tekstslide

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Deze serie
heb
ik
al drie keer
gezien.

Slide 6 - Sleepvraag

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Ik
heb 
nieuwe schaatsen 
op Marktplaats
gekocht.

Slide 7 - Sleepvraag

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
MW
 Op woensdagmiddag 
 pas
 ik
altijd
 op
 mijn buurmeisje.

Slide 8 - Sleepvraag

Wat hoort er bij zinsontleding/ woordsoorten?
lidwoord
werkwoord
persoonsvorm
voorzetsel
werkwoordelijk gezegde
zinsontleding
woordsoorten benoemen

Slide 9 - Sleepvraag

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Hij
pakte
het dikke boek
uit de boekenkast.

Slide 10 - Sleepvraag

zinsontleding
Fieke
voor haar opa
had
geschreven.
een mooi gedicht

Slide 11 - Sleepvraag

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Ik
heb
deze lockdown
zeven series
gezien.

Slide 12 - Sleepvraag

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Zij 
kocht 
gisteren
een taart
voor haar moeder.

Slide 13 - Sleepvraag

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Op straat 
heb
ik
een portemonnee
gevonden.

Slide 14 - Sleepvraag

Grammatica Woordsoorten

Herhaling van alle geleerde woordsoorten in klas 2 (tl&h)

Slide 15 - Tekstslide

Wat hoort bij woordbenoemen?
A
Zinsdelen
B
Onderwerp
C
Voorzetsel
D
Werkwoordelijk gezegde

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een voornaamwoord?
A
Een woord dat verwijst naar dingen.
B
Een woord dat verwijst naar personen, dieren of dingen.
C
Eerste persoon, tweede persoon, derde persoon etc.
D
Hetzelfde als rangtelwoorden

Slide 17 - Quizvraag

Een bezittelijk voornaamwoord ...
A
zegt iets over een werkwoord
B
geeft aan wie iets doet
C
geeft aan hoe iemand zich voelt
D
geeft aan van wie iets is

Slide 18 - Quizvraag

Als een voornaamwoord achter het bezit staat is het een persoonlijk voornaamwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

'WAT' kan een vragend voornaamwoord zijn en een onbepaald voornaamwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Ik heb ze van Madelon geleend.

het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
ik
B
ze
C
Madelon
D
ik / ze

Slide 21 - Quizvraag

Wat is geen wederkerend voornaamwoord?
A
me
B
haar
C
je
D
zich

Slide 22 - Quizvraag

Onbepaald voornaamwoord:
A
daar
B
wie
C
verder
D
men

Slide 23 - Quizvraag

Bezittelijke voornaamwoorden kunnen er hetzelfde uitzien als persoonlijke voornaamwoorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

'Je' kan persoonlijk voornaamwoord zijn, maar ook bezittelijk voornaamwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Kun je een aanwijzend voornaamwoord, een vragend voornaamwoord en een onbepaald voornaamwoord in één zin hebben?
A
Jazeker
B
Nooit!

Slide 26 - Quizvraag

Wat is geen
vragend voornaamwoord?
A
wie
B
wat
C
welke
D
hoe

Slide 27 - Quizvraag

Huiswerk voor maandag
Leren voor de toets
Maak alle zelftoetsen Grammatica, Spelling en Over taal
Blok 1 en 2

Slide 28 - Tekstslide