2THF 4.5 les 2

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst
Mevrouw Muilenburg
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst
Mevrouw Muilenburg

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
  • Elevatorpitch Julia de Wit
  • Woord van de week
  • Vorig huiswerk: H4.5 Woorden opdr. 1, 2, 7, 8 en 13 (d en e niet)
  • Vragen?
  • Quizje
  • Theorie H4.7 Grammatica zinsdelen
  • Nieuw huiswerk: H4.7 Grammatica zinsdelen opdr. 1-4, 7 en 9
  • Klaar?:  leesboek 3 lezen + pitch voorbereiden
  • Afsluiting: grammatica zinsontleding (bwb)

Slide 2 - Tekstslide

buitenissig

Slide 3 - Tekstslide

achteloos
A
vreemd
B
toegeven aan
C
gedachteloos
D
luxe

Slide 4 - Quizvraag

de consument
A
koopt een product/dienst
B
gebruikt een product/dienst
C
verkoopt een product/dienst
D
misbruikt een product/dienst

Slide 5 - Quizvraag

individueel
A
gewoon
B
kleding
C
samen
D
apart

Slide 6 - Quizvraag

in spe
A
weinig geld hebben
B
in de toekomst
C
nieuwe ideeën geven
D
alledaags

Slide 7 - Quizvraag

omwille van
A
verstandig
B
dramatisch
C
vanaf het begin
D
vanwege

Slide 8 - Quizvraag

wijselijk
A
van te voren
B
vaak voorkomend
C
verstandig
D
terugbrengen

Slide 9 - Quizvraag

stereotiep
A
direct
B
een muziekinstallatie
C
een deftig persoon die zich houdt aan etiquettes
D
precies het beeld dat je verwacht

Slide 10 - Quizvraag

reduceren
A
verminderen
B
overdrijven
C
nieuwe ideeën geven
D
beter zijn in iets dan een ander

Slide 11 - Quizvraag

competitief
A
enorme opwinding veroorzaken
B
los van andere mensen
C
met de wil om beter te zijn dan anderen
D
toegeven aan

Slide 12 - Quizvraag

een hang naar
A
voorliefde voor
B
jaloers zijn op
C
heimwee hebben naar
D
niet prettig ergens aan hangen

Slide 13 - Quizvraag

Schrijf een voorbeeld van een zelfstandig naamwoord op dat op dezelfde manier is gevormd:
van een werkwoord

Slide 14 - Open vraag

Schrijf een voorbeeld van een zelfstandig naamwoord op dat op dezelfde manier is gevormd:
van een werkwoord

Slide 15 - Open vraag

Schrijf een voorbeeld van een zelfstandig naamwoord op dat op dezelfde manier is gevormd:
van een bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Open vraag

Schrijf een voorbeeld van een zelfstandig naamwoord op dat op dezelfde manier is gevormd:
van een bijvoeglijk naamwoord

Slide 17 - Open vraag

Schrijf een voorbeeld van een zelfstandig naamwoord op dat op dezelfde manier is gevormd:
van twee losse woorden. Het nieuwe zn is dan een samenstelling.

Slide 18 - Open vraag

Schrijf een voorbeeld van een zelfstandig naamwoord op dat op dezelfde manier is gevormd:
van twee losse woorden. Het nieuwe zn is dan een samenstelling.

Slide 19 - Open vraag

Schrijf een voorbeeld van een zelfstandig naamwoord op dat op dezelfde manier is gevormd:
door een voor- of achtervoegsel aan een zn te plakken.

Slide 20 - Open vraag

Schrijf een voorbeeld van een zelfstandig naamwoord op dat op dezelfde manier is gevormd:
door een voor- of achtervoegsel aan een zn te plakken.

Slide 21 - Open vraag

Afgelopen week zijn de jonge puppy's acht keer in de schuur  vermoeid met hun korte pootjes uit hun mand geslopen naar hun drinkbak.
BijWoordelijke Bepaling (w+ h-vragen, behalve wie en wat + prullenbak)
- tijd = wanneer?
- plaats = waar?
- middel = waarmee?
- oorzaak/reden = waardoor? waarom? 
- hoeveelheid = hoeveel (keer)?
- richting = waarheen? 
- hoedaningheid = hoe?



Slide 22 - Tekstslide

Afgelopen week zijn de jonge puppy's in de schuur acht keer vermoeid met hun korte pootjes uit hun mand geslopen naar hun drinkbak om te drinken.
BijWoordelijke Bepaling (w+ h-vragen, behalve wie en wat + prullenbak)
- tijd = wanneer? --> afgelopen week
- plaats = waar?  --> in de schuur
- middel = waarmee? --> met hun korte pootjes
- oorzaak/reden = waardoor? waarom? --> om te drinken
- hoeveelheid = hoeveel (keer)? --> acht keer
- richting = waarheen? --> naar hun drinkbak
- hoedaningheid = hoe? --> vermoeid



Slide 23 - Tekstslide

Het jonge meisje gaat dit schooljaar heel zelfverzekerd twee spreekbeurten houden op school met een PowerPointpresentatie om haar taalvaardigheid te verbeteren.
BijWoordelijke Bepaling (w+ h-vragen, behalve wie en wat + prullenbak)
- tijd = wanneer?
- plaats = waar?
- middel = waarmee?
- oorzaak/reden = waardoor? waarom? 
- hoeveelheid = hoeveel (keer)?
- richting = waarheen? 
- hoedaningheid = hoe?



Slide 24 - Tekstslide

Het jonge meisje gaat dit schooljaar heel zelfverzekerd twee spreekbeurten houden op school met een PowerPointpresentatie om haar taalvaardigheid te verbeteren.
BijWoordelijke Bepaling (w+ h-vragen, behalve wie en wat + prullenbak)
- tijd = wanneer? --> dit schooljaar
- plaats = waar? --> op school
- middel = waarmee? --> met een Powerpontpresentatie
- oorzaak/reden = waardoor? waarom?  --> om haar taalvaardigheid te verbeteren
- hoeveelheid = hoeveel (keer)? --> twee
- richting = waarheen?  --> -
- hoedaningheid = hoe? --> heel zelfverzekerd



Slide 25 - Tekstslide