Verkleinwoorden

Verkleinwoorden
1BK1
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Verkleinwoorden
1BK1

Slide 1 - Tekstslide

Van zelfstandige naamwoorden kun je verkleinwoorden maken.
Denk aan:
Boom
Wandeling
Huis
Stoel
Koning

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Je leert vandaag hoe je verkleinwoorden moet spellen.

Slide 3 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Verkleinwoorden zijn de 'kleine' vorm van zelfstandig naamwoorden. 

In het Nederlands worden erg vaak verkleinwoorden gebruikt.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Let op!
Soms moet je bij zelfstandig naamwoorden die eindigen op -ng de -g veranderen in -k. 
Bijvoorbeeld bij:
Koning
Ketting

Slide 6 - Tekstslide

Dus:
Verkleinwoorden maak je door -je achter het woord te zetten, maar soms moet je er andere letters aan toevoegen om het goed te laten klinken: -pje, -tje of -etje .

Heel soms moet je bij -ng de letter -g veranderen in een -k.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het verkleinwoord?
Laptop

Slide 8 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord?
School

Slide 9 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord?
Fiets

Slide 10 - Open vraag

Welk woord klopt niet?
Wij eten vanavond poffers! Je weet wel, van die minipannenkoekjes.

Slide 11 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord?
Stang

Slide 12 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord?
Ketting

Slide 13 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord?
Olifant

Slide 14 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord?
Paard

Slide 15 - Open vraag

Welk woord is een verkleinwoord?
A
Hond
B
Aap
C
Katje
D
Droom

Slide 16 - Quizvraag

Welk woord is een verkleinwoord?
A
Kerstman
B
Cadeautje
C
Slee
D
Kaars

Slide 17 - Quizvraag

Welk woord is een verkleinwoord?
A
Wandelwagen
B
Flatgebouwtje
C
Zitbank
D
Eettafel

Slide 18 - Quizvraag

Boom

Huis

Wandeling

School
pje
etje
je
tje

Slide 19 - Sleepvraag

Vond je de lesstof
moeilijk (0) of makkelijk (100)?
0100

Slide 20 - Poll

Blz 222
opdracht 1 tot en met 6

Klaar?
Online Oefentoets Spelling
Paragraaf 4+5

Slide 21 - Tekstslide

Wat hebben we vandaag geleerd?

Slide 22 - Tekstslide

Wat hebben we vandaag geleerd?

Vandaag hebben we geleerd hoe we verkleinwoorden moeten spellen.

Slide 23 - Tekstslide

Nog een keer:
Verkleinwoorden maak je door -je achter het woord te zetten, maar soms moet je er andere letters aan toevoegen om het goed te laten klinken: -pje, -tje of -etje .

Heel soms moet je bij -ng de letter -g veranderen in een -k.

Slide 24 - Tekstslide