Je ziet de spieren die je onderarm bewegen.
• Om je arm te buigen, gebruik je de armbuigspier. (biceps). Deze is dan gespannen (kort en dik). De buigspier trekt aan het spaakbeen. Hierdoor buigt de arm.
• Om je arm te strekken, gebruik je de armstrekspier (triceps). Als deze spier aanspant, trekt hij aan de ellepijp. Daardoor wordt de arm gestrekt.
Om een bot te bewegen heb je altijd twee spieren nodig: een buigspier en een strekspier.