Thema 4; sporten §3 & §4

sporten
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

sporten

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een ander woord voor wervelkolom?
A
Rug
B
Borstkas
C
Ruggengraat

Slide 2 - Quizvraag

Uit welke delen bestaat het skelet?
A
Schedel en ledematen en armen
B
Romp, ledematen en armen en benen
C
Schedel, romp, ledematen
D
Schedel, romp, ledematen en armen en benen

Slide 3 - Quizvraag

Waaruit bestaat de wervelkolom?
A
wervels
B
wervels, heiligbeen
C
wervels, staartbeen,borstbeen
D
wervels, heiligbeen,staartbeen

Slide 4 - Quizvraag

Wat wordt er beschermd door onze borstkas?
A
Maag en nieren
B
Hart en longen
C
Hersenen
D
Darmen en maag

Slide 5 - Quizvraag


Hoe heten de groen gekleurde botten?
A
Halswervels
B
Borstwervels
C
Lendewervels
D
Heiligbeen

Slide 6 - Quizvraag


Wat wordt aangegeven met 2?
1
2
3
A
Wervelkolom
B
Borstbeen
C
Ribben
D
Sleutelbeen

Slide 7 - Quizvraag

Gewrichten

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Welk gewricht is dit?
A
kogelgewricht
B
scharniergewricht

Slide 11 - Quizvraag

Welk gewricht is dit?
A
kogelgewricht
B
scharniergewricht

Slide 12 - Quizvraag

Hoe noem je deze beenverbinding?
A
Gewricht
B
Vergroeid
C
Kraakbeen
D
Naad

Slide 13 - Quizvraag

timer
2:00
gewrichtskom
gewrichtkogel
gewrichtsmeer
kraakbeenlaagje
gewrichtkapsel

Slide 14 - Sleepvraag

Spieren
  • Aan je botten zitten spieren. Hierdoor kan je bewegen.
  • Al deze spieren samen noem je het spierstelsel.
  • Je lichaam heeft nog meer spieren, deze spieren zitten in je organen zoals je maag en hart.

Slide 15 - Tekstslide

Pezen
  • Een spier zit vast aan botten met pezen de plek waar de pees het bot raakt noemen we aanhechtingsplaats.
  •  Een spier kan zich samentrekken maar een pees niet.
  • Als een spier zich aanspant wordt hij korter en dikker waardoor hij aan de pezen trekt en het bot doet bewegen.

Slide 16 - Tekstslide

Armen

  • Om je armen te laten bewegen heb je 2 spieren nodig: armbuigspieren (biceps) en je armtrekspieren (triceps).

Slide 17 - Tekstslide

Arm gebogen
  • Armbuigspieren zijn kort en dikker dan de armtrekspieren die lang en dun zijn.
  • De armbuigspieren trekken dan aan het spaakbeen.

Slide 18 - Tekstslide

Arm gestrekt
  • Nu is de armtrekspier kort en dikker dan de armbuigspier die lang en dun is.
  • De armtrekspier trekt aan de ellepijp waardoor de arm gestrekt is. 

Slide 19 - Tekstslide

Antagonistisch paar
Voor beweging van een bot zijn altijd twee spieren nodig:
  1. Buigspier
  2. Strekspier
Samen maken ze één beweging mogelijk = antagonistisch paar.

De strekspier is de antagonist van de buigspier

Slide 20 - Tekstslide

Sleep de namen van de spieren naar de juiste plek.
Armstrekspier
Voorste dijspier
Kuitspier

Slide 21 - Sleepvraag

timer
0:30
spier
spierbundel
pees
spiervezel

Slide 22 - Sleepvraag

Welke spieren zijn antagonisten van elkaar?
--  Hamstrings
--  Triceps
--  Scheenbeen
spier
Dijbeenspier
Teenspier
Biceps
Kuitspier
Nekspier

Slide 23 - Sleepvraag

Waar staan de begrippen op de goede volgorde?
A
aanhechtingsplaats- pees- spier - pees - aanhechtingsplaats
B
aanhechtingsplaats - spier - aanhechtingsplaats
C
pees- spier - pees
D
pees - aanhechtingsplaats - spier- aanhechtingsplaats- pees

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor armbuigspier?
A
Biceps
B
Triceps

Slide 25 - Quizvraag

Om de arm te buigen moet je
A
de biceps aanspannen
B
de triceps aanspannen
C
de biceps ontspannen
D
de biceps en de triceps aanspannen

Slide 26 - Quizvraag

Hoe heten twee spieren met een tegenovergestelde werking?
A
Actiepaar
B
Biceps en triceps
C
Antagonistisch paar

Slide 27 - Quizvraag

Aan de slag
Groen boek:
maken t/m blz. 124
opdr. 26
Blauwe boek:
Maken t/m blz. 231
Opdr. 27

Slide 28 - Tekstslide