Lezen H5_Functiewoorden_27 mei 2020

Functies van tekstgedeelten
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Functies van tekstgedeelten

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling
  • De Brug: signaalwoorden en tekstverbanden
  • H1 + H2: tekststructuren
  • H3 + H4: argumentatiestructuren
  • H5 + H6: functiewoorden

Slide 3 - Tekstslide

Zaken die je vaak in de inleiding tegenkomt:
  • aanleiding voor de tekst
  • achtergrondinformatie die nodig is om de hoofdzaak van de tekst te snappen
  • anekdote ter verduidelijking
  • deel van de hoofdgedachte
  • interessante aspecten van de hoofdzaak / -gedachte

Slide 4 - Tekstslide

Het middenstuk
  • Als je de rode draad herkent in een tekst (tekststructuur), dan herken je sneller de inhoud van de tekst.

argumentatiestructuur, voor- en 
nadelenstructuur, vraag-antwoord-
structuur etc. (H1 t/m H4)



Slide 5 - Tekstslide

Het slot laat meestal een van de volgende zaken zien:
  • aansporing van de lezer
  • blik op de toekomst
  • conclusie
  • samenvatting
  • uitsmijter

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de functie van alinea X ten opzichte van alinea Y? 


Wat is een functie?
Wat hebben functies met leesvaardigheid te maken?
Twee vragen aan jullie!


Slide 7 - Tekstslide

Wat is een functie? 
 Taak, beroep, werking, doel binnen een geheel. 
Bijvoorbeeld: ordehandhaving, docent, zuurstof transporteren, waterzuivering. 
Wat hebben functies met leesvaardigheid te maken? 
 Een tekstgedeelte - één of meer alinea’s - hebben een taak in de tekst. Bijvoorbeeld: probleem duidelijk maken, conclusie trekken, voorbeeld, oorzaak- gevolg, ….. 

Slide 8 - Tekstslide

Functies van tekstgedeeltes
We weten nu dat een tekstgedeelte een bepaalde functie heeft. In je lesboek ga je verschillende namen en omschrijvingen van functies vinden. Het is belangrijk dat je steeds beter in teksten leert zien welke functie tekstgedeeltes en alinea’s hebben. Bijvoorbeeld: 

Slide 9 - Tekstslide

Functiewoorden en signaalwoorden
Er is verschil tussen een functiewoord en een signaalwoord: 
een functiewoord zegt iets over een tekstgedeelte; 
het woord komt zelf meestal niet in de tekst voor; 
een signaalwoord zegt iets over het verband tussen tekstgedeeltes (of tussen zinnen)
het woord staat altijd in de tekst. 

Slide 10 - Tekstslide

1) aanbeveling - goede raad, suggestie voor oplossing
van probleem

2) aanleiding - actuele gebeurtenis die de schrijver gebruikt om de tekst aan op te hangen (meestal aan het begin van de tekst)

3) constatering - de schrijver stelt een feit of verschijnsel vast, hij doet een waarneming

Slide 11 - Tekstslide

4) probleemstelling - de schrijver geeft aan over welk probleem zijn tekst gaat, hij benoemt en beschrijft het probleem

5) uitwerking - de schrijver geeft extra, meer gedetailleerde informatie over iets wat hij eerder genoemd heeft.

6) verklaring - de schrijver legt uit waarom iets is zoals het is. Hij maakt het begrijpelijk.

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht
1. Lees de tekst
2. Geef de functie aan van alinea 1 en 3 (sleepvraag)

Succes!

Slide 13 - Tekstslide

Vandaag begint voor de meeste universiteiten het academisch jaar. Met plechtig ritueel openen de universiteiten het collegejaar. Op het programma staan tradities, lezingen, muzikale intermezzo’s en het uitreiken van prijzen.
Echter, sommigen zijn niet in de wieg gelegd om altijd maar door te studeren. Zij kunnen niet meedoen aan de studentenverenigingscultuur. Laatst zat ik in de trein met een medewerker van de NS. Hij was storingsmonteur en vertelde over de opleiding die hij had gedaan. Bij het opleidingsinstituut van de NS had hij geleerd hoe onderdelen van treinen vervangen moesten worden. Een mbo niveau twee opleiding.
Dit wordt in onze samenleving helaas te weinig onderkend. Als je niet zo ‘slim’ bent, moet je naar het (v)mbo of praktijkonderwijs. Zogenaamd ‘minderwaardige’ onderwijsvormen. Na die scholen word je immers ‘lager’ of ‘middelbaar’ opgeleid, en daarmee minder goed dan ‘hoger’ opgeleiden. Te vaak leeft onder de leerlingen en hun ouders het idee dat zij nooit succesvol zullen worden. Daarom streven ouders naar een havo- of vwo-opleiding voor hun kind, want dat is wél goed voor zijn of haar toekomst. Dit terwijl 71 procent van de beroepsbevolking lager of middelbaar opgeleid is. Is het niet verschrikkelijk dat we zo’n grote groep op deze manier wegzetten?
conclusie
aanleiding
probleemstelling
voorbeeld
verklaring
argument
weerlegging

Slide 14 - Sleepvraag

  • Als je weet wat de functie van een tekstgedeelte is, begrijp je de tekst beter. 
  • Vaak worden functiewoorden niet gegeven en moet je zelf de functie van een tekstdeel bepalen. 
  • Signaalwoorden helpen je.
  • Voorbeelden van functiewoorden: aanleiding, voorbeeld, anekdote, argument, constatering, definitie, gevolg, oplossing en verklaring.

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk

Slide 16 - Tekstslide