In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom bij Nederlands
Nakijken huiswerk
Instructie functies van tekstgedeelten
Werken aan weektaak
Slide 1 - Tekstslide
Er is een hele lijst (blz 291)
Van "aanleiding" tot "vraagstelling"
Je moet alinea's kunnen labelen!
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Opdracht
Je gaat op de komende dia's een aantal tekstgedeeltes lezen. Kies bij elk tekstgedeelte het juiste bijpassende functiewoord.
Slide 4 - Tekstslide
A
aanleiding
B
anekdote
C
vraagstelling
D
hypothese
Slide 5 - Quizvraag
Toelichting
De schrijver introduceert de hoofdvraag die hij in zijn tekst wil beantwoorden. Zie laatste zin.
Slide 6 - Tekstslide
A
stelling
B
constatering
C
probleemstelling
D
hypothese
Slide 7 - Quizvraag
Toelichting
De schrijver stelt iets vast, merkt iets op. Zie de signaalwoorden in de laatste zin.
Slide 8 - Tekstslide
A
aanleiding
B
anekdote
C
stelling
D
constatering
Slide 9 - Quizvraag
Toelichting
Soms zijn meerdere functiewoorden mogelijk.
De schrijver begint met een vaststelling/constatering: zo is de situatie. De tweede zin is een stelling/bewering: dit vindt de schrijver. Let op de woordkeus!
Slide 10 - Tekstslide
Tips!
Omcirkel tijdens het lezen de signaalwoorden en onderstreep belangrijke zinnen (kernzinnen) of zinsgedeelten.
Let vooral op de signaalwoorden in het begin van een alinea. Zij zeggen veel over de opbouw van een tekst of tekstgedeelte.
Let ook op synoniemen van de functiewoorden: zo kun je ‘vaststellen’ in verband brengen met ‘constatering’ en ‘is te wijten aan’ met ‘oorzaak-gevolg’.