Hoe schrijf je het werkwoord: landen?
Het vliegtuig ………………………..om 3 uur precies.
De piloten ………………………….. en stijgen wel 20 keer per maand.
Ik ……………………………..met de helikopter.
Gister is het vliegtuig .......................
Het ..............................vliegtuig wacht op een sein.