Thema Regeling

Thema Regeling
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema Regeling

Slide 1 - Tekstslide

Thema 9 Paragraaf 1 Het zenuwstelsel

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen

9.1.1 Je kunt de delen en de functies van het zenuwstelsel noemen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Zenuwstelsel
Het centrale zenuwstelsel en de zenuwen vormen samen het zenuwstelsel.

Het centrale zenuwstelsel bestaat uit: 
-Grote hersenen
-kleine hersenen
-Hersenstam
-Ruggenmerg

Slide 5 - Tekstslide

Werking zenuwstelsel
Vanuit de omgeving komt een prikkel binnen bij je zintuigen. 
Deze wordt omgezet tot een impuls er wordt gestuurd naar je hersenen waar het verwerkt wordt. 

Een impuls een elektrisch signaal. 



Slide 6 - Tekstslide

Prikkels en impulsen
Een prikkel  (hete gevoel)

wordt omgezet in een impuls
elektrisch signaal naar de hersenen

Slide 7 - Tekstslide

Verwerking impulsen
Het zenuwstelsel verwerkt impulsen die afkomstig zijn van zintuigen. 
Ook regelt het de werking van spieren en klieren

Klieren zijn organen die bepaalde stoffen produceren, zoals speeksel of zweet.

Slide 8 - Tekstslide

Prikkels

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Welke prikkel hoort bij het zintuig?
licht
geluid
geur
druk/tast/warmte
/kou/pijn
smaak
oog
oor
huid
neus
tong

Slide 11 - Sleepvraag

Een prikkel is?
A
een elektrisch stroompje
B
een berichtje uit je omgeving

Slide 12 - Quizvraag

Een impuls is?
A
een elektrisch stroompje
B
een berichtje uit je omgeving

Slide 13 - Quizvraag

Een zintuig is een orgaan dat reageert op prikkels.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Thema 9 Paragraaf 2 Zenuwcellen en zenuwen

Slide 15 - Tekstslide

Wat weet je nog van het zenuwstelsel

Slide 16 - Woordweb

Wat is een prikkel?
A
Een elektrisch signaal.
B
Een invloed uit de omgeving die binnen komt bij een zintuig.
C
Een reactie op de omgeving.
D
Een verbinding tussen het centralen zenuwstelsel en een andere lichaamsdeel.

Slide 17 - Quizvraag

Prikkels
impulsen
zintuig
spieren
centrale zenuwstelsel
impulsen

Slide 18 - Sleepvraag

Leerdoelen
9.2.1 Je kunt in een afbeelding van een zenuwcel de delen benoemen.
9.2.2 Je kunt drie typen zenuwcellen noemen met hun functies en kenmerken.
9.2.3 Je kunt omschrijven wat een zenuw is en je kunt drie typen zenuwen noemen met hun kenmerken.

Slide 19 - Tekstslide

Zenuwcellen
Impulsen bewegen zich door het zenuwstelsel via zenuwcellen.

Elke zenuwcel heeft een cellichaam met daarin de celkern. 
Aan het cellichaam zitten een of meer uitlopers.
De impulsen verplaatsen zich langs de uitlopers. 

Slide 20 - Tekstslide

Gevoelszenuw

Slide 21 - Tekstslide

Bewegingszenuwcel

Slide 22 - Tekstslide

Schakelcel

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Zenuwen
De uitlopers van zenuwcellen liggen in een bundel bij elkaar dit noem je een zenuw. 
Om elke uitloper ligt een dun isolerend laagje.
Om elke zenuw ligt een stevige laag bindweefsel.

Er zijn drie typen zenuwen:
• Een gevoelszenuw
• Een bewegingszenuw
• Een gemengde zenuw

Slide 25 - Tekstslide

Soorten zenuwen
Zenuw = Verbindt het centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen.
Gevoelszenuw  = Zenuw die alleen uitlopers van gevoelszenuwcellen bevat.
bewegingszenuw = zenuw die impulsen geleidt van het centrale zenuwstelsel naar een spier of klier. 
gemengde zenuw = Zenuw die uitlopers van gevoelszenuwcellen en bewegingszenuwcellen bevat

Slide 26 - Tekstslide

Zenuw
 De meeste zenuwen in je lichaam zijn gemengde zenuwen.

Slide 27 - Tekstslide

Heeft elke zenuwcel een cellichaam?
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Geeft P in de afbeelding een uitloper aan?
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quizvraag

Een gorillamannetje gaat borstroffelen. In de afbeelding is een spier getekend die betrokken is bij het borstroffelen met een uitloper van een zenuwcel. Deze uitloper geleidt impulsen die de spiervezels doen samentrekken.

Van welk type zenuwcel is de uitloper in de afbeelding een deel?
A
Bewegingszenuwcel
B
Gevoelszenuwcel
C
Schakelcel

Slide 30 - Quizvraag