Ontleden + voorbereiden 3e naamval HV3

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Willkommen in dieser Nachhilfestunde.

 

Na dit uur weet je of je: 

* of je (nog) kan ontleden,  

* moet je de pv, ow, lv en het mw in een zin  kunnen vinden

*ga je alvast bestuderen wat er dan in het Duits bij het mw verandert

Stappenplan: VWO

Normaal gesproken bepalen we de naamval met behulp van het stappenplan VWO. 

1. Voorzetsel --> Staat er een voorzetsel met vaste naamval? 

2. Werkwoord --> Staat er een werkwoord met vaste naamval? 

3. Ontleden --> Ontleed de zin. 

Deze LessonUp gaat alleen over stap 3 --> Ontleden. 

00:29

Hoe vind je het onderwerp van een zin?

00:35

En? wist je dit nog?

1. jazeker
2. nee, ik was het helemaal kwijt

00:59

Welke vraag wordt hier bedoeld?

01:03

En? wist je dit nog?

1. jazeker
2. nee, dit was ik echt vergeten

01:34

Welke vraag wordt er nu bedoeld?

01:48

Welke vraag had jij ingevuld?

1. de 1e vraag
2. de 2e vraag
3. Dit wist ik helemaal niet meer

Nu zelf een paar zinnen ontleden

Als je het niet meer weet, kun je de video nog eens afspelen

Wat is in deze zin de persoonsvorm?
...(mijn) Mutter gibt ... (haar) Vater ... (een) Geschenk

1. ...(mijn) Mutter
2. gibt
3. ... (haar) Vater
4. ... (een) Geschenk

Wat is in deze zin het onderwerp?
...(mijn) Mutter gibt ... (haar) Vater ... (een) Geschenk

1. ...(mijn) Mutter
2. gibt
3. ... (haar) Vater
4. ... (een) Geschenk

Wat is in deze zin het lijdend voorwerp?
...(mijn) Mutter gibt ... (haar) Vater ... (een) Geschenk

1. ... (mijn) Mutter
2. gibt
3. ... (haar) Vater
4. ... (een) Geschenk

Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp?
...(mijn) Mutter gibt ... (haar) Vater ... (een) Geschenk

1. ... (mijn) Mutter
2. gibt
3. ... (haar) Vater
4. ... (een) Geschenk

Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp?
Der Mann schreibt seinen Eltern einen Brief

1. Der Mann
2. seinen Eltern
3. schreibt
4. einen Brief

Wat is in deze zin de persoonsvorm?
Der Mann schreibt seinen Eltern einen Brief

1. Der Mann
2. seinen Eltern
3. schreibt
4. einen Brief

Wat is in deze zin het lijdend voorwerp?
Der Mann schreibt seinen Eltern einen Brief

1. Der Mann
2. seinen Eltern
3. schreibt
4. einen Brief

Wat is in deze zin het onderwerp?
Der Mann schreibt seinen Eltern einen Brief

1. Der Mann
2. seinen Eltern
3. schreibt
4. einen Brief

Bekijk zin 1: In welke naamval staat het dikgedrukte zinsdeel?

In welke naamval staat het dikgedrukte zinsdeel bij zin 1?

1. 1e
2. 3e
3. 4e

Bekijk zin 2: In welke naamval staat het dikgedrukte zinsdeel?

In welke naamval staat het dikgedrukte zinsdeel bij zin 2?

1. 1e
2. 3e
3. 4e

Bekijk zin 3: In welke naamval staat het dikgedrukte zinsdeel?

In welke naamval staat het dikgedrukte zinsdeel bij zin 3?

1. 1e
2. 3e
3. 4e

Bekijk zin 4: In welke naamval staat het dikgedrukte zinsdeel?

In welke naamval staat het dikgedrukte zinsdeel bij zin 4?

1. 1e
2. 3e
3. 4e

Bekijk zin 5: In welke naamval staat het dikgedrukte zinsdeel?

In welke naamval staat het dikgedrukte zinsdeel bij zin 5?

1. 1e
2. 3e
3. 4e

Bekijk zin 6: In welke naamval staat het dikgedrukte zinsdeel?

In welke naamval staat het dikgedrukte zinsdeel bij zin 6?

1. 1e
2. 3e
3. 4e

Bekijk zin 7: In welke naamval staat het dikgedrukte zinsdeel?

In welke naamval staat het dikgedrukte zinsdeel bij zin 7?

1. 1e
2. 3e
3. 4e

Bekijk zin 8: In welke naamval staat het dikgedrukte zinsdeel?

In welke naamval staat het dikgedrukte zinsdeel bij zin 8?

1. 1e
2. 3e
3. 4e

Bekijk zin 9: In welke naamval staat het dikgedrukte zinsdeel?

In welke naamval staat het dikgedrukte zinsdeel bij zin 9?

1. 1e
2. 3e
3. 4e

Bekijk zin 10: In welke naamval staat het dikgedrukte zinsdeel?

In welke naamval staat het dikgedrukte zinsdeel bij zin 10?

1. 1e
2. 3e
3. 4e

Vervolgopdracht

Kijk nu de video verder en bestudeer dit voor de volgende les. 

02:30

Dit wist je uiteraard nog

1. klopt! :)
2. eerlijk gezegd, wist ik dit niet meer :(

02:52

welke verschillen zie je nu bij de 1e en de 3e naamval?

03:03

Weet je het nog: welke woorden horen er naast der/die/das
ook nog bij de der-groep?

03:10

Wist je de verschillende woorden bij de der- en de ein-groep nog?

1. ja beide groepen
2. nee, geen van beide groepen
3. alleen de woorden van de der-goep
4. alleen de woorden van de ein-groep

Huiswerk

Voor de volgende les weet je dus welke woorden er bij de der- en de ein-Gruppe horen. 

Ook leer je de rijtjes van het lidwoord in de 1e, 3e en 4e naamval. 

Heb je nog vragen over deze les?

Dank voor je aandacht en graag tot volgende week!