Voorzetsels

Voorzetsels
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Voorzetsels

Slide 1 - Tekstslide

Voorzetsel
Het hoort bij een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord.
Je kunt het voorzetsel voor de woorden ‘kast’ of ‘feest’ zetten:
op de kast, onder de kast, naast de kast, in de kast, etc. (geeft de plaats aan)
voor het feest, tijdens het feest, na het feest, etc. (geeft de tijd aan)
Tijdens de oorlog heeft mijn opa een tijdje ondergedoken gezeten.

Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetsel. Dit voorzetsel heeft een meer figuurlijke betekenis:
Wij hebben zin in een weekendje weg.
Ik solliciteer naar een baan.

Slide 2 - Tekstslide

Bedenk zoveel mogelijk werkwoorden met voorzetsels
Vb: walgen van, reageren op, 

Slide 3 - Tekstslide

Ww + Vz

Slide 4 - Woordweb

Benoem één of meerdere voorzetsel in de zin

Slide 5 - Tekstslide

Ik ga met de trein naar mijn werk.

Slide 6 - Open vraag

Die stof wordt ...
wetenschappers gezien als de oorzaak ... de opwarming ... de aarde.

Slide 7 - Open vraag

Wat is het verschil tussen:
- Waken voor iets
- Waken over iets

Slide 8 - Open vraag

Tijd voor een Kahoot!
https://create.kahoot.it/share/bijbehorende-voorzetsels/9aede739-0208-4181-9dba-1fce0da3cdb5

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht:
Zoek op een nieuwssite naar een artikel. Geef alle werkwoorden met bijbehorende voorzetsels een apart kleurtje.

Stuur de tekst naar mij op Teams.

Slide 10 - Tekstslide