formatieve toets vragers en aanbieders H 1 t/m 4

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

TO = 2q
TK = 1,50q + 3000

de variabele kosten zijn?

1. 2 euro
2. 1,50 euro
3. 3000 euro
4. 2000 euro

TO = 0,8Q + 1200

de marginale opbrengsten zijn:

1. 0,8
2. 1200
3. 1500
4. 8

Break-even point is?

1. TO - TK
2. MO - MK
3. TO = TK

De winst per product bereken je door:

1. TO - TK
2. MO = MK
3. Qa - Qv
4. GO - GTK

Totale maximale winst bereken je door...

1. TO = TK
2. MO = MK
3. TO - TK
4. MO - MK

Twee beweringen over break-even.
I. Break-evenafzet: TO = TK
II. Break-evenafzet: GO = GTK
Welke bewering(en) is/zijn goed?

1. Beide zijn goed
2. I is goed en II is fout
3. I is fout en II is goed
4. Beide zijn fout

TO = 560q
TK = 30q + 340

De marginale opbrengst is:

1. 340
2. 30q
3. 560

Wat is moreel wangedrag?

1. Je veroorzaakt meer schade omdat je verzekerd bent
2. De ene weet meer dan de ander
3. Alleen de slechte risico's verzekeren zich
4. Mensen moeten verplicht een verzekering nemen

Wat is averechtse selectie?

1. Uit individuele premiebetaling wordt vermogen gevormd voor de financiering van uitkeringen in de toekomst.
2. De hoogte van een subsidie of bijdrage is afhankelijk van de hoogte van het inkomen.
3. Houdt in dat de mensen met een hoog risico zich wel verzekeren en de mensen met een laag risico niet.
4. De verzekeraar is verplicht iedereen die zich aanmeldt te verzekeren tegen dezelfde premie.

Wat is in de tabel voor de verzekeraar de verwachte schade (risico) per verzekerde?

1. 4
2. 30
3. 300
4. 40

De vraagfunctie kent een ... verband

1. positief
2. negatief

Wat is het consumentensurplus bij p = € 0,40?

1. 0.10
2. 0,50
3. 1
4. 4,50

Als de prijs van een product omhoog gaat ....

1. verschuift de vraaglijn naar links
2. verschuift de vraaglijn naar rechts
3. verandert de vraaglijn niet

Een tandenborstel en tandpasta zijn voorbeelden van ...

1. complementaire goederen
2. substitutiegoederen
3. inferieure goederen

Wat kan een oorzaak zijn
van de verschuiving?

1. Er is positieve publiciteit voor het bedrijf geweest.
2. Er zijn aanbieders failliet gegaan.
3. De kosten voor de aanbieders zijn gedaald.
4. De koopkracht van consument is gedaald.

Qv = -10P + 90
Qa = 20P - 30

Bereken de marktomzet in het evenwicht.

1. TO = 50
2. TO = 200
3. TO = 500
4. TO = 2.000

Hoeveel is het totale surplus?

1. 16
2. 128
3. 220
4. 968

Welke kleur is het producenten surplus?

1. Oranje
2. Geel

Welke vraaglijn hoort bij vraagfunctie?

Qv = 500 - 150P

1. 
2. 
3. 
4. 

Als het aanbod groter is dan de vraag dan zal ...

1. de prijs dalen
2. de prijs stijgen

Welke aanbodlijn hoort bij aanbodfunctie?
Qv = 150P - 250

1. 
2. 
3. 
4. 

Bij een ...(1)... arbeidsmarkt, dat wil zeggen dat het aanbod van arbeid ...(2)... is dan de vraag, zullen de lonen waarschijnlijk harder stijgen dan gewoonlijk.

1. (1) krappe, (2) groter
2. (1) krappe, (2) kleiner
3. (1) ruime, (2) groter
4. (1) ruime, (2) kleiner

Het aanbod van arbeid bestaat uit

1. mensen in loondienst + zelfstandigen + vacatures
2. werknemers + zelfstandigen
3. mensen in loondienst + zelfstandigen + werklozen
4. werknemers + werklozen

De prijs waarbij er
maximale winst is
ligt bij € ......

1. 10
2. 20
3. 40
4. 80

De maximale winst is
€ ......

1. 40
2. 400
3. 800
4. 1600

Er is veel werkloosheid bij

1. krappe arbeidsmarkt
2. ruime arbeidsmarkt

Vraag van arbeid bestaat uit..

1. werklozen, werkenden, zelfstandigen
2. vacatures, werkenden, zelfstandigen
3. de beroepsgeschikte bevolking
4. de beroepsbevolking - alle werklozen

De verzekeraar weet niet of de verzekerde het vragenformulier juist heeft ingevuld. Dit is een vorm van:

1. Asymmetrische informatie
2. risico-aversie
3. Averechtse selectie
4. Averechtse informatie