Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en uit zenuwen.
A
juist
B
onjuist
1 / 36
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en uit zenuwen.
A
juist
B
onjuist
Slide 1 - Quizvraag
Het ruggemerg hoort bij
A
Spierstelsel
B
Zenuwstelsel
Slide 2 - Quizvraag
Hersenen en ruggenmerg vormen samen het...
A
zenuwen
B
zenuwstelsel
C
centrale zenuwstelsel
D
hypofyse
Slide 3 - Quizvraag
Welke stelsels zie je?
A
bloedvatenstelsel zenuwstelsel
B
bottenstelsel zenuwstelsel
C
verteringsstelsel spierstelsel
D
je ziet alleen organen
Slide 4 - Quizvraag
De hypofyse hoort bij het
A
Zenuwstelsel
B
Spierstelsel
C
Hormoonstelsel
D
Uitscheidingstelsel
Slide 5 - Quizvraag
Behoort een oogzenuw tot het centrale zenuwstelsel?
A
ja
B
nee
Slide 6 - Quizvraag
In welke richting geleiden gevoelszenuwcellen impulsen?
A
Naar het centrale zenuwstelsel toe
B
van het centrale zenuwstelsel af
Slide 7 - Quizvraag
De hersenstam behoort tot het centrale zenuwstelsel.
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Je gehoorzenuw behoort tot het centrale zenuwstelsel
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de functie van bewegingszenuwcellen?
A
geleiden van zintuigcellen in je huid naar het centrale zenuwstelsel.
B
geleiden van het centrale zenuwstelsel naar je handspieren.
C
Impulsen geleiden binnen het centrale zenuwstelsel.
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de functie van schakelcellen?
A
geleiden van zintuigcellen in je huid naar het centrale zenuwstelsel.
B
geleiden van het centrale zenuwstelsel naar je handspieren.
C
Impulsen geleiden binnen het centrale zenuwstelsel.
Slide 11 - Quizvraag
Waar liggen de cellichamen van zenuwcellen?
A
in of vlakbij de zintuig
B
in of vlakbij de centrale zenuwstelsel
C
halverwege de zintuig en centrale zenuwstelsel
Slide 12 - Quizvraag
Wat is de functie van gevoelszenuwcellen?
A
geleiden van zintuigcellen in je huid naar het centrale zenuwstelsel.
B
geleiden van het centrale zenuwstelsel naar je handspieren.
C
Impulsen geleiden binnen het centrale zenuwstelsel.
Slide 13 - Quizvraag
Het zenuwstelsel kan de werking van klieren regelen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Welke zenuwcellen geleiden impulsen van het centrale zenuwstelsel naar je zweetklier?
A
Bewegingszenuwcellen
B
Gevoelszenuwcellen
C
Schakelcellen
Slide 15 - Quizvraag
Welke zenuwcellen liggen in hun geheel in het centrale zenuwstelsel?
A
Bewegingszenuwcellen
B
Gevoelszenuwcellen
C
Schakelcellen
Slide 16 - Quizvraag
Het zenuwstelsel verwerkt impulsen die afkomstig zijn van zintuigen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 17 - Quizvraag
welke cellen zitten voornamelijk in het centrale zenuwstelsel?
A
schakelcellen
B
sensorische zenuwcel
C
motorische zenuwcel
Slide 18 - Quizvraag
Bewegingszenuwcellen geleiden impulsen naar ..
A
het centrale zenuwstelsel
B
de spieren en klieren
C
de zintuigen
Slide 19 - Quizvraag
Waar in het zenuwstelsel worden impulsen verwerkt?
A
Kleine hersenen
B
Hersenstam
C
Grote hersenen
D
Ruggenmerg
Slide 20 - Quizvraag
Welke zenuwcellen geleiden impulsen van het centrale zenuwstelsel naar klieren?
A
Gevoelszenuwcel
B
Schakelcel
C
Bewegingszenuwcel
Slide 21 - Quizvraag
Het zenuwstelsel verwerkt impulsen die afkomstig zijn van zintuigen.
A
juist
B
onjuist
Slide 22 - Quizvraag
Wat zie je op de afbeelding?
Kies het beste antwoord
A
Klieren
B
Het ruggenmerg
C
De zenuwen
D
Het zenuwstelsel
Slide 23 - Quizvraag
Van welke zenuwcellen liggen de cellichamen buiten het centrale zenuwstelsel
A
Bewegingszenuwcellen
B
Gevoelszenuwcellen
C
Schakelcellen
Slide 24 - Quizvraag
Schakelcellen liggen ....... het centrale zenuwstelsel.
A
in hun geheel binnen
B
in hun geheel buiten
C
zowel binnen als buiten
Slide 25 - Quizvraag
De functies van het zenuwstelsel
A
impulsen verwerken die van de zintuigen komen
B
zintuigcellen verwerken
C
prikkels opvangen
Slide 26 - Quizvraag
De functies van het zenuwstelsel (1 of meer antw. goed)
A
impulsen verwerken die van de zintuigen komen
B
reacties regelen van spieren of klieren
C
prikkels opvangen
D
zintuigcellen verwerken
Slide 27 - Quizvraag
De met rabiës besmette hond beet één van de kinderen in een arm. Het virus kwam in een armspier terecht en verplaatste zich via uitlopers in een gemengde zenuw naar het centraal zenuwstelsel. Waar in het centraal zenuwstelsel komt het virus dan als eerste terecht?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Ruggenmerg
Slide 28 - Quizvraag
Welk deel van het zenuwstelsel zorgt ervoor dat alle spieren zo nauwkeurig kunnen samenwerken? Om bijvoorbeeld een goal te maken
A
De grote hersenen
B
De hersenstam
C
De kleine hersenen
D
Het ruggenmerg
Slide 29 - Quizvraag
Met welk deel van het centrale zenuwstelsel zijn de beenspieren verbonden door middel van zenuwen?
A
met de grote hersenen
B
met de kleine hersenen
C
met de hersenstam
D
met het ruggenmerg
Slide 30 - Quizvraag
Met welk deel van het centrale zenuwstelsel is de tong verbonden door middel van zenuwen?
A
met de grote hersenen
B
met de kleine hersenen
C
met de hersenstam
D
met het ruggenmerg
Slide 31 - Quizvraag
1. Het hormoonstelsel regelt processen in het lichaam door hormonen af te geven
2. Het zenuwstelsel regelt processen in het lichaam door impulsen
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar
2 nietwaar
D
1 nietwaar
2 waar
Slide 32 - Quizvraag
In welk deel of welke delen van het centrale zenuwstelsel bevond zich alcohol toen de jongen waggelend naar huis liep?
A
In de grote hersenen
B
in de hersenstam
C
in de kleine hersenen
D
in het ruggenmerg
Slide 33 - Quizvraag
In welk deel van het zenuwstelsel vinden de processen plaats waardoor Van Perse zijn tegenstanders herkent terwijl hij snel voetbalt en een goal maakt?
A
Grijze stof grote hersenen
B
Witte stof grote hersenen
C
Grijze stof kleine hersenen
D
Witte stof kleine hersenen
Slide 34 - Quizvraag
In welk deel van het zenuwstelsel vinden de processen plaats waardoor Van Nistelrooy zijn tegenstanders herkent?
A
in het merg van de grote hersenen
B
in de schors van de grote hersenen
C
in het merg van de kleine hersenen
D
in de schors van de kleine hersenen
Slide 35 - Quizvraag
De axolotl houdt eigenschappen van een larve door een tekort aan jodium in het water. Door dit tekort kan de schildklier niet voldoende van de stof thyroxine maken. Hierdoor kan het dier zich niet volledig ontwikkelen. Tot welk orgaanstelsel behoort de schildklier?