In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Herhaling vorige lessen
4.1 en 4.2 helemaal af
Opdracht: goed of fout in de oorlog
Slide 2 - Tekstslide
In welk jaar eindigde de Tweede Wereldoorlog?
A
1943
B
1944
C
1945
D
1946
Slide 3 - Quizvraag
Waar vluchten de regering en de koningin heen?
A
Frankrijk, Parijs
B
Engeland, Londen
C
de Verenigde Staten, Washington
D
Italië, Rome
Slide 4 - Quizvraag
Wat is censuur?
A
Jodenvervolging
B
Meewerken met de vijand
C
Controle op kranten en tijdschriften
D
In strijd met de wet
Slide 5 - Quizvraag
Wat was de houding van de Duitsers tijdens de eerste bezettingsmaanden?
Slide 6 - Open vraag
Hoe veranderde die houding daarna?
Slide 7 - Open vraag
Wat is een razzia?
A
Controle op kranten en tijdschriften
B
Georganiseerde jacht op mensen
C
Bijeenkomst
D
Hongertocht
Slide 8 - Quizvraag
Wat deed het verzet?
Slide 9 - Open vraag
Wanneer was de hongerwinter?
A
November 1944 - april 1945
B
September 1943- januari 1944
C
April 1944- November 1944
D
November 1942- Maart 1943
Slide 10 - Quizvraag
Welk deel van Nederland werd als eerst bevrijd?
A
Noorden
B
Oosten
C
Zuiden
D
Westen
Slide 11 - Quizvraag
Wanneer vieren wij bevrijdingsdag?
A
5 mei
B
12 mei
C
4 mei
D
14 mei
Slide 12 - Quizvraag
Wanneer gaf het Duitse leger zich over in Nederland?
A
15 april 1945
B
4 mei 1945
C
6 juni 1944
D
5 mei 1945
Slide 13 - Quizvraag
Welk land viel Hitler binnen op 1 september 1939 waarmee de Tweede Wereldoorlog begon?
A
Polen
B
Nederland
C
Frankrijk
D
Oostenrijk
Slide 14 - Quizvraag
Na welke gebeurtenis gaf Nederland zich over aan Duitsland en was Nederland bezet?
A
Slag om de Grebbeberg
B
Bombardement van Amsterdam
C
Bombardement van Rotterdam
D
Slag om de Afsluitdijk
Slide 15 - Quizvraag
Welke gebeurtenis hoort bij deze foto?
A
Inval van Polen
B
D-Day
C
Slag om Stalingrad
D
Atoombommen op Japan
Slide 16 - Quizvraag
Wanneer vond deze gebeurtenis plaats en wat gebeurde er?
Slide 17 - Open vraag
Hoe dwong de VS Japan tot overgave?
Slide 18 - Open vraag
Welke landen heeft Hitler veroverd?
Slide 19 - Open vraag
Slechts twee landen kon Hitler niet veroveren. Welke twee waren dat?
Slide 20 - Open vraag
Hoe noem je de snelle aanvalstechniek van Hitler?
A
Tweefrontenoorlog
B
Bliksenkrieg
C
Blitzkrieg
D
Snelle oorlog
Slide 21 - Quizvraag
Welke gebeurtenis is het einde van de Tweede Wereldoorlog in Europa?
A
De slag om Stalingrad
B
D-day
C
De dood van Hitler
D
Capitulatie van Duitsland
Slide 22 - Quizvraag
Welk land werd als eerst bevrijd door de Amerikanen en Canadezen?
A
Nederland
B
België
C
Sovjet-Unie
D
Frankrijk
Slide 23 - Quizvraag
Het keerpunt in de oorlog in Rusland was de slag om.....
A
Moskou
B
Stalingrad
C
Leningrad
D
Kiev
Slide 24 - Quizvraag
Jaartallen 4.1 en 4.2
Begrippen 4.1 en 4.2
Leerdoelen 4.1 en 4.2
Verzet en collaboratie
eigen belang en algemeen belang
Leerdoelen van 4.1 en 4.2 kunnen beantwoorden
Keuzes van mensen tijdens WO II in een schema zetten
Wat was goed en fout in de oorlog?
Slide 25 - Tekstslide
Wat: Maak 4.1 en 4.2 af. WB opdrachten of leerdoelen.
Hoe: alleen (eerste 5 min. stil)
Hulp: Docent, tekstboek, uitleg in de ELO
Tijd: 25 min.
Uitkomst: volgende les herhalen
Klaar?: Als je denkt dat je alles goed beheert ga je door naar de volgende opdracht in Lessonup -->
Slide 26 - Tekstslide
Goed en kwaad tijdens en na WO II
Bij een onderwerp als WO II speelt goed en kwaad een grote rol.
Veel mensen veroordeelden (veroordelen nu nog steeds) mensen die tijdens WO II de kant van de Duitsers hebben gekozen.
Was deze situatie wel zo zwart-wit?
Of hebben mensen die keuzes gemaakt om andere (of zichzelf) te beschermen?
Slide 27 - Tekstslide
Wat is collaboratie?
A
Verzet
B
Samenwerking
C
Aanpassen
D
Tegenwerken
Slide 28 - Quizvraag
Wat is verzet?
A
Tegenwerken
B
Samenwerken
C
Aanpassen
D
Collaboratie
Slide 29 - Quizvraag
Accommodatie
Een grootste deel van de Nederlandse deed niet aan collaboratie of verzet, maar accommodatie.
Accommodatie= aanpassen
Veel Nederlanders zich aan. De meeste mensen probeerden er het beste van de maken door niet in verzet te komen tegen de Duitsers.
Slide 30 - Tekstslide
Opdracht
Je gaat je inleven in vijf mensen die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt en toen verschillende keuzes hebben gemaakt.
Slide 31 - Tekstslide
Opdracht
Je gaat kijken of deze keuzes voor of tegen de Duitsers waren.
Pasten ze zich aan, gingen ze in verzet of werkten ze samen met de Duitsers?
Daarna ga je kijken waarom die mensen deze keuze hebben gemaakt: om er zelf beter van te worden of dachten ze er anderen mee te helpen.
Slide 32 - Tekstslide
Je zet deze gegevens in een kwadrant.
Als je de stipjes met elkaar verbindt zie je waar in het kwadrant de persoon staat: meer aan de verzet kant of meer aan de collaboratie kant? Maakte hij/zijn de keuzes uit algemeen of eigen belang?
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
Waarom?
Iedere Nederlander heeft in de oorlog een keuze gemaakt.
Na de oorlog werd snel geoordeeld: verzet was goed.
Alle andere houdingen waren eigenlijk fout.
Door deze opdracht krijg je inzicht in het feit dat er een heleboel andere mogelijkheden zitten tussen goed en fout.
Je kan pas oordelen als je goed weet hoe de situatie in elkaar steekt: waarom is hebben die mensen die keuze gemaakt toen? Misschien had jij wel dezelfde keuze gemaakt? Maakt dat je een fout persoon?