Hanneke gaat klussen. Ze huurt daarom een zaagtafel.
Daarbij hoort de woordformule
bedrag in euro’s = 28 x aantal dagen + 7,50
a Hanneke huurt de zaagtafel 9 dagen.
Hoeveel moet zij betalen? 252 + 7,50 = 259,50 euro
b Het bedrag bestaat uit een bedrag per dag en administratiekosten. Hoeveel is het bedrag per dag? 28 euro
c Hoeveel zijn de administratiekosten? 7,50 euro