Deze lessonup is vervangend voor de opdrachten in het boek. Uitleg gaat over het gebruik van de dativus (derde naamval in het rijtje); in de opdracht gaat het om de drie belangrijkste functies in de zin.
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
SPQR dativus
Deze lessonup is vervangend voor de opdrachten in het boek. Uitleg gaat over het gebruik van de dativus (derde naamval in het rijtje); in de opdracht gaat het om de drie belangrijkste functies in de zin.
Slide 1 - Tekstslide
Belangrijkste functies in de zin
persoonsvorm - onderstrepen
onderwerp - 1
lijdend voorwerp - 2
meewerkend voorwerp -3
Slide 2 - Tekstslide
Herkennen van die functies
persoonsvorm - onderstrepen: eindigt op -t of -nt
onderwerp - 1: staat in de nominativus
lijdend voorwerp - 2: staat in de accusativus
meewerkend voorwerp -3: staat in de dativus
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Meerkeuze vragen
Doel 1: herhalen verbuigingsgroepen 1 - femina
2 - servus/donum
3 - rex/nomen
Doel 2: herkennen naamvallen door rijtjeskennis nom, gen, dat, acc, abl is de volgorde waarin je het leert
Slide 8 - Tekstslide
aquam
A
nom ev
B
acc ev
C
dat ev
D
nom mv
Slide 9 - Quizvraag
aquam is verbuigingsgroep...
A
1
B
2
C
3
Slide 10 - Quizvraag
locus
A
nom ev
B
acc ev
C
dat ev
D
nom mv
Slide 11 - Quizvraag
locus is verbuigingsgroep...
A
1
B
2
C
3
Slide 12 - Quizvraag
puellae
A
nom ev
B
acc ev
C
dat ev
D
nom mv
Slide 13 - Quizvraag
puellae is verbuigingsgroep...
A
1
B
2
C
3
Slide 14 - Quizvraag
amico
A
nom ev
B
acc ev
C
dat ev
D
nom mv
Slide 15 - Quizvraag
amico is verbuigingsgroep...
A
1
B
2
C
3
Slide 16 - Quizvraag
mandatis
A
nom mv
B
acc mv
C
dat mv
D
nom ev
Slide 17 - Quizvraag
mandatis is verbuigingsgroep...
A
1
B
2
C
3
Slide 18 - Quizvraag
regi
A
nom mv
B
acc mv
C
dat mv
D
dat ev
Slide 19 - Quizvraag
regi is verbuigingsgroep...
A
1
B
2
C
3
Slide 20 - Quizvraag
arborem
A
nom ev
B
acc ev
C
dat mv
D
dat ev
Slide 21 - Quizvraag
arborem is verbuigingsgroep...
A
1
B
2
C
3
Slide 22 - Quizvraag
feminis
A
nom mv
B
acc ev
C
dat mv
D
dat ev
Slide 23 - Quizvraag
feminis is verbuigingsgroep...
A
1
B
2
C
3
Slide 24 - Quizvraag
Mandatum 16
Vertaal de zinnen.
Let goed op op de volgende aspecten:
naamval & functie: welk woord is OW, LV of MW?
getal: staat het woord in enkelvoud of meervoud?
Slide 25 - Tekstslide
Voorbeeldzin
1. Regi pastor gregem protegit.
OW + PV = pastor protegit: de herder beschermt LV = gregem: de kudde MV = regi: voor de koning
De herder beschermt de kudde voor de koning.
(HB p. 71 voor een paar onbekende woordjes, die staan in het blauwe blok)
Slide 26 - Tekstslide
2. Rex servo mandatum dat.
A
De koning geeft de slaven een opdacht.
B
De koning geeft de slaaf een opdracht.
C
De slaaf krijgt een opdracht van de koning.
D
De koning geeft de slaven opdrachten.
Slide 27 - Quizvraag
3. Gregem patri puer custodit.
A
De vader bewaakt met de jongen de kudde.
B
De vader bewaakt voor de jongen de kudde.
C
De jongen bewaakt voor de vader de kudde.
D
De kudde bewaakt de jongen voor de vader.
Slide 28 - Quizvraag
4. Feminae servus aquam portat.
A
De slaaf draagt water voor de vrouw.
B
De vrouw draagt water voor de slaaf.
C
De vrouwen dragen water voor de slaaf.
D
De vrouwen en de slaaf dragen water.
Slide 29 - Quizvraag
5. Matri filius locum praebet.
A
De moeder biedt de zoon een plaats aan.
B
De moeders bieden de zoon een plaats aan.
C
Aan de moeders biedt de zoon een plaats aan.
D
De zoon biedt de moeder een plaats aan.
Slide 30 - Quizvraag
6. Rosam amica puero tradit.
A
De jongen overhandigt de vriendin een roos.
B
De vriendin overhandigt de jongen een roos.
C
De vriendin overhandigt de jongens een roos.
D
De jongen overhandigt de vriendinnen rozen.
Slide 31 - Quizvraag
7. Pater filio nihil dicit.
A
De zoon zegt niets tegen de vader.
B
De vader van de zoon zegt niets.
C
De vader zegt niets tegen de zoon.
D
De vader en de zoon zeggen niets.
Slide 32 - Quizvraag
Ging dit nog niet goed?
Maak dan de oefenzinnen nog een keer op papier: uitleg op p. 70, oefenzinnen mdt 16 op p. 71 van je hulpboek