In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Startopdracht
Vaste plekken
Mobiel in je tas of in de telefoontas
Boek, schrift en pen op tafel
Startopdracht
Mobiel in je kluis
Jas aan de kapstok
Pen+ boek op tafel
Slide 1 - Tekstslide
wat gaan we vandaag doen?
-2.5 uitleg
-aan het werk
-Afsluiten
Slide 2 - Tekstslide
Dieren bewegen
2.1 Het skelet
2.2 Skelet en houding
2.3 In beweging
2.4 Blessures
2.5 Dieren bewegen en een stukje herhaling en oefening
Slide 3 - Tekstslide
Welke spierblessures zijn er?
Slide 4 - Woordweb
Spierblessures
Blessure = letsel
Spierpijn (door afvalstoffen)
Spierkramp (sterk samentrekken spier)
Spierscheuring (b.v. zweepslag)
Kneuzing (beschadiging spiercellen en bloedvaatjes) Bloeduitstorting (bloedvaatjes in de huid beschadigd)
Slide 5 - Tekstslide
Als je een blessure oploopt moet deze behandeld worden. Wat is de eerste stap die gedaan moet worden bij een blessure en waarom?
A
De plek moet je verbinden, dit geeft steun
B
De plek moet je koelen, dit voorkomt zwelling
C
De plek moet je verbinden, dit voorkomt zwelling
D
De moet je goed masseren, dit voorkomt verdere pijn
Slide 6 - Quizvraag
Metacognitieve vragen stellen:
het probleem
Als je een moeilijke vraag moet beantwoorden of een moeilijke opdracht moet uitvoeren, helpt het om jezelf bepaalde vragen te stellen.
Het helpt je door boven de details uit te treden en je blik te verbreden.
Slide 7 - Tekstslide
Lees de onderstaande tekst
Welk advies geef jij deze zwemmers?
Slide 8 - Tekstslide
Begrijp je het probleem?
Ja
Nee
Een beetje
Slide 9 - Poll
Wat is hier het probleem?
Slide 10 - Open vraag
Het beantwoorden van de volgende vragen kan helpen om de vraag te beantwoorden
Wat is het verschil tussen dit probleem en soortgelijke problemen die je eerder tegen kwam?
Op welke manier zou je dit probleem kunnen oplossen en waarom?
Welke stappen zou je kunnen zetten?
Op welke andere manieren zou je dit probleem kunnen oplossen?
Slide 11 - Tekstslide
Welk advies geef jij de zwemmers?
Slide 12 - Open vraag
Leerdoelen 2.5
Je kunt beschrijven hoe gewervelde dieren zich voortbewegen
Je kunt aangeven op welk deel van hun poten zoogdieren lopen
Je kunt het verband beschrijven tussen het skelet en de leefwijze van het dier
Je kunt beschrijven hoe ongewervelde dieren bewegen
Slide 13 - Tekstslide
Noem een gewerveld dier
Slide 14 - Woordweb
Gewervelde dieren
Slide 15 - Tekstslide
Vissen, amfibieën, reptielen
Bewegen met de wervelkolom van links naar rechts (heen en weer)
Amfibieën: zwemmen en kruipen (poten aan zijkant van het lichaam: kikker, salamander)
Reptielen: veel ribben met spieren en daardoor erg bewegelijk (slang, hagedis, krokodil, schildpad)
Slide 16 - Tekstslide
Vogels en zoogdieren
Bewegen met de wervelkolom op en neer (golvende bewegingen)
Hebben poten recht onder de wervelkolom
Door de spieren aan de bovenkant en onderkant van de wervelkolom kunnen ze zich snel voortbewegen
Slide 17 - Tekstslide
De wervelkolom van amfibieën beweegt anders in het water dan op het land
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Noem een dier dat een topganger is
Slide 19 - Woordweb
Zoogdieren
Topgangers (hoefgangers) -Lopen op puntje van hun teenkootjes, daar omheen hebben ze hoeven
Teengangers - loopt op de teenkootjes
Zoolgangers - loopt op de gehele voet
Slide 20 - Tekstslide
Ongewervelde dieren
Slide 21 - Woordweb
Ongewervelde dieren
Weekdieren: Uitwendig skelet van kalk. Schelpdieren zoals slakken
Geleedpotigen: Uitwendig skelet van chitine. Voorbeelden: insecten, spinnen, krabben en kreeften.
Wormen
Slide 22 - Tekstslide
Weekdieren
Uitwendig skelet: niet van kraakbeen of been, maar van Kalk.
De slak beweegt zich voort met zijn voet (een grote sterke spier in het lichaam van de slak). Door die spier samen te trekken en te ontspannen komt de slak vooruit.
De slak glijdt over een laagje slijm dat hij zelf heeft gemaakt. Dit beschermt hem tegen harde stukjes op de ondergrond. Daarom zie je vaak een slijmerig slakkenspoor achter een slak.
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Video
Geleedpotigen
Zoals krabben, kreeften en insecten.
Insecten hebben een uitwendig skelet gemaakt van chitine.
Door het uitwendige skelet zitten de gewrichten aan de buitenkant en spieren aan de binnenkant.
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Wormen
Het lichaam van een worm bestaat uit segmenten
Deze segmenten bestaan uit 2 verschillende spieren: kringspieren en lengtespieren
De worm beweegt door deze spieren om de beurt samen te trekken.
De haartjes zijn voor grip.
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Video
De oester is een...
A
Gewervelde met een inwendig kalkskelet
B
Gewervelde met een uitwendig kalkskelet
C
Weekdier met een uitwendig chitineskelet
D
Weekdier met een uitwendig kalkskelet
Slide 29 - Quizvraag
Hoe kunnen insecten bewegen?
A
Door spieren die aan de buitenkant van het kalkskelet vastzitten
B
Door spieren die aan de binnenkant van het kalkskelet vastzitten
C
Door spieren die aan de buitenkant van het chitineskelet vastzitten
D
Door spieren die aan de binnenkant van het chitineskelet vastzitten
Slide 30 - Quizvraag
Bouwplan van zoogdieren
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Video
Skelet en leefwijze
Skeletten van gewervelde dieren hebben vaak hetzelfde bouwplan. Ze hebben allemaal een schedel, wervelkolom, ribben etc.
De vorm verschilt. De ledematen aangepast aan de manier van leven: de leefwijze.
Slide 33 - Tekstslide
Skelet en leefwijze
Het zelfde bouwplan:
Soorten skeletten lijken op elkaar.
Verschillen: Leefwijze
Slide 34 - Tekstslide
Maken
Opdracht: 1 t/m 19 blz. 109
Niet: 9+15+19
Slide 35 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen dit probleem en soortgelijke problemen die je eerder tegen kwam?
Slide 36 - Open vraag
Op welke manier zou je dit probleem kunnen oplossen en waarom?
Slide 37 - Open vraag
Welke stappen zou je kunnen zetten?
Slide 38 - Open vraag
Op welke andere manieren zou je dit probleem kunnen oplossen?
Slide 39 - Open vraag
Huiswerk
Woordenlijst om te herhalen
Lezen blz 114 t/m 116
Maken opdracht 20 t/m 24
Slide 40 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt beschrijven hoe gewervelde dieren zich voortbewegen
Je kunt aangeven op welk deel van hun poten zoogdieren lopen
Je kunt het verband beschrijven tussen het skelet en de leefwijze van het dier
Je kunt beschrijven hoe ongewervelde dieren bewegen