Hw-opdr. 3a-b, 4a-c, 6a-c, 10 (blz. 23)
3 a ooit
b explosief
4 a je (persoonlijk voornaamwoord), die (aanwijzend voornaamwoord), die (betrekkelijk voornaamwoord)
b Ik (persoonlijk voornaamwoord), ze (persoonlijk voornaamwoord), haar (bezittelijk voornaamwoord)
c Hij (persoonlijk voornaamwoord), wat (betrekkelijk voornaamwoord), zijn (bezittelijk voornaamwoord)
6 a is, uitgebreid (voltooid deelwoord)
b leerde, kennismaken (infinitief)
c hakkend (onvoltooid deelwoord), bakkend (onvoltooid deelwoord), roerend (onvoltooid deelwoord), deelt (koken is hier een zelfstandig naamwoord)
10 Eigen antwoord