In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Maandag = lundi
Dinsdag = mardi
Woensdag = mercredi
Donderdag = jeudi
Vrijdag = vendredi
Zaterdag = samedi
Zondag = dimanche
januari = janvier juli = juillet
februari = février augustus = août
maart = mars september = septembre
april = avril oktober = octobre
mei = mai november = novembre
juni = juin december = décembre
- Le 22 mai
Op 15 mei ga ik naar het circus.
Le 15 mai, je vais au cirque.
Op vrijdag 14 juli begint de vakantie.
Vendredi 14 juillet, les vacances commencent.
Het woordje op wordt in het Frans niet vertaald.
1. Dagen
2. Maanden
3. Met dag: dag - getal - maand (behalve bij 1)
4. Zonder dag: le - getal - maand (behalve bij 1)
5. 'Op' vertaal je niet