Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
3.4 Belastingen op inkomsten
Noem de belasting waarmee de gemeente geld verdiend.
A
Rioolrechten
B
Inkomstenbelasting
C
OZB(onroerendezaakbelasting)
D
Ondernemingsbelasting
1 / 14
volgende
Slide 1:
Quizvraag
Economie
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 4
In deze les zitten
14 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Noem de belasting waarmee de gemeente geld verdiend.
A
Rioolrechten
B
Inkomstenbelasting
C
OZB(onroerendezaakbelasting)
D
Ondernemingsbelasting
Slide 1 - Quizvraag
Van wie krijgt de gemeente geld?
A
Van de inwoners van de stad en van het rijk
B
Van de inwoners van Europa
C
Van de inwoners van het Nederland
D
Van de inwoners van de provincie
Slide 2 - Quizvraag
De gemeente krijgt op verschillende manieren geld, welke hoort er niet bij
A
Het rijk
B
gemeentelijke belastingen
C
verkeersboetes
D
Leges (vergoeding voor ID bijvoobeeld)
Slide 3 - Quizvraag
Waarom hoef je geen ozb te betalen als je huurt?
A
dan woon je niet in een gemeente
B
dan betaal je geen belastingen
C
dat betaalt de eigenaar
D
dan krijgt de gemeente te veel geld
Slide 4 - Quizvraag
Belastingen eerlijk verdeeld?
Slide 5 - Tekstslide
Fiscus
Loonheffing = voorheffing
Teruggave
of
Bijbetalen
Slide 6 - Tekstslide
Loonheffing
Wordt ingehouden op het loon of uitkering
Wordt afgedragen aan de belastingdienst
Is een voorbetaling op de inkomstenbelasting en premies voor de volksverzekeringen
Slide 7 - Tekstslide
3.4 Belasting op inkomsten
Elke werknemer en mensen met een uitkering betalen loonheffing (=loonbelasting).
De hoogte is afhankelijk van:
de hoogte van het loon/uitkering
heffingskortingen
Slide 8 - Tekstslide
Inkomstenbelasting
wordt berekend over het loon en andere inkomsten (belastbaar inkomen)
wordt verminderd met heffingskorting
wordt verminder met reeds betaalde loonheffing
Slide 9 - Tekstslide
3.4 Belasting op inkomsten
De heffingskorting bestaat uit:
de algemene korting
de arbeidskorting (bij een betaalde baan)
de aanvullende kortingen (afhankelijk van de persoonlijke situatie)
Slide 10 - Tekstslide
3.4 Belasting op inkomsten
Slide 11 - Tekstslide
Belastbaar inkomen
Je betaalt belasting over je
belastbaar
inkomen.
Het belastbaar inkomen bereken je als volgt:
Bruto inkomen + bijtellingen - aftrekposten= belastbaar inkomen
Slide 12 - Tekstslide
Belastbaar inkomen
Bruto inkomen
€120.000
Bijtellingen
€840
Aftrekposten
€22.000
€120.000+€840-€22.000=€98.840
Slide 13 - Tekstslide
Heffingskortingen
Een korting op het bedrag dat je aan inkomstenbelasting moet betalen.
Algemene heffingskorting
Arbeidskorting
Alleenstaandeouderkorting
Jonggehandicaptekorting
Slide 14 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Paragraaf 4 Belastingen op inkomsten
Oktober 2024
- Les met
12 slides
Economie
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 4
Paragraaf 4 Belastingen op inkomsten
5 dagen geleden
- Les met
12 slides
Economie
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 4
Paragraaf 4 Belastingen op inkomsten
Oktober 2020
- Les met
13 slides
Economie
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 4
3.4
Januari 2023
- Les met
19 slides
Economie
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 4
3.4 Belastingen op inkomsten
2 dagen geleden
- Les met
19 slides
Economie
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 4
3.4 Belastingen op inkomsten
November 2023
- Les met
18 slides
Economie
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 4
Inkomstenbelasting BOX 1
Januari 2019
- Les met
28 slides
door
Economie voor vmbo
Economie
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3,4
Economie voor vmbo
6.2 Hoe zwaar word je belast?
December 2018
- Les met
34 slides
door
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Eieren voor je geld