3.4

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhaling  
  • Uitleg
  • zelfstandig werken 
  • Wat hebben we geleerd 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhaling  
  • Uitleg
  • zelfstandig werken 
  • Wat hebben we geleerd 

Slide 1 - Tekstslide

Noem de belasting waarmee de gemeente geld verdiend.
A
Rioolrechten
B
Inkomstenbelasting
C
OZB(onroerendezaakbelasting)
D
Ondernemingsbelasting

Slide 2 - Quizvraag

Van wie krijgt de gemeente geld?
A
Van de inwoners van de stad en van het rijk
B
Van de inwoners van Europa
C
Van de inwoners van het Nederland
D
Van de inwoners van de provincie

Slide 3 - Quizvraag

De gemeente krijgt op verschillende manieren geld, welke hoort er niet bij
A
Het rijk
B
gemeentelijke belastingen
C
verkeersboetes
D
Leges (vergoeding voor ID bijvoobeeld)

Slide 4 - Quizvraag

Waarom hoef je geen ozb te betalen als je huurt?
A
dan woon je niet in een gemeente
B
dan betaal je geen belastingen
C
dat betaalt de eigenaar
D
dan krijgt de gemeente te veel geld

Slide 5 - Quizvraag

Belastingen eerlijk verdeeld?

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Fiscus
Loonheffing = voorheffing

Teruggave
of
Bijbetalen

Slide 8 - Tekstslide

Loonheffing
  • Wordt ingehouden op het loon of uitkering
  • Wordt afgedragen aan de belastingdienst
  • Is een voorbetaling op de inkomstenbelasting en premies voor de volksverzekeringen

Slide 9 - Tekstslide

3.4 Belasting op inkomsten
Elke werknemer en mensen met een uitkering betalen loonheffing (=loonbelasting).

De hoogte is afhankelijk van:
  • de hoogte van het loon/uitkering
  • heffingskortingen

Slide 10 - Tekstslide

Inkomstenbelasting
  • wordt berekend over het loon en andere inkomsten (belastbaar inkomen)
  • wordt verminderd met heffingskorting
  • wordt verminder met reeds betaalde loonheffing

Slide 11 - Tekstslide

3.4 Belasting op inkomsten
De heffingskorting bestaat uit: 
  • de algemene korting
  • de arbeidskorting (bij een betaalde baan)
  • de aanvullende kortingen (afhankelijk van de persoonlijke situatie)

Slide 12 - Tekstslide

3.4 Belasting op inkomsten

Slide 13 - Tekstslide

Belastbaar inkomen
Je betaalt belasting over je belastbaar inkomen. 
Het belastbaar inkomen bereken je als volgt:
Bruto inkomen + bijtellingen - aftrekposten= belastbaar inkomen

Slide 14 - Tekstslide

Belastbaar inkomen
Bruto inkomen
€120.000
Bijtellingen
€840
Aftrekposten
€22.000
€120.000+€840-€22.000=€98.840

Slide 15 - Tekstslide

Heffingskortingen
Een korting op het bedrag dat je aan inkomstenbelasting moet betalen.

  •  Algemene heffingskorting 
  •  Arbeidskorting 
  •  Alleenstaandeouderkorting
  •  Jonggehandicaptekorting 

Slide 16 - Tekstslide

Zelf rekenen!
Op € 20.000 loon wordt € 3.500 loonheffing ingehouden. De verschuldigde inkomstenbelasting voor aftrek van korting is € 7.900, de heffingskortingen zijn bij elkaar € 3.000.
3.500
7.900
3.000
4.900
1.400
Te ontvangen of te betalen?

Slide 17 - Tekstslide

Zelfstandig werken
  • Lees de theorie op bladzijde 97
  • Maken opdrachten hoofdstuk 3 paragraaf 4 -->
  • 1 t/m 5, 6 a en b, 7 en 11

Slide 18 - Tekstslide

opdrachten maken

Slide 19 - Tekstslide