Hoe vind je de persoonsvorm?
Getalproef: verander het getal --> enkelvoud <-> meervoud
Ik loop naar school. Wij lopen naar school.
Hij maakt een toets. Wij maken een toets.
Tijdproef: verander de tijd --> tegenwoordige tijd <-> verleden tijd
Zij fietsen op Texel. Zij fietsten op Texel.
Ik riep mijn moeder. Ik roep mijn moeder.
Het woord dat verandert = de persoonsvorm