Spelling Blok 2

Wat is de persoonsvorm in de zin?

Tessa schrijft altijd erg netjes.
A
Tessa
B
schrijft
C
erg
D
netjes
1 / 15
volgende
Slide 1: Quizvraag
SpellingBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wat is de persoonsvorm in de zin?

Tessa schrijft altijd erg netjes.
A
Tessa
B
schrijft
C
erg
D
netjes

Slide 1 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de zin?

Hij aait de lieve katten.
A
Hij
B
aait
C
de katten
D
de lieve katten

Slide 2 - Quizvraag

Welk zinsdeel is tekent in de zin?

Pien tekent een mooi ondergronds huis.
A
persoonsvorm
B
onderwerp

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het voorzetsel in de zin?

Jelle zit graag naast Bas.
A
zit
B
graag
C
Jelle
D
naast

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
Ik leg schone kleren voor je klaar.
A
ik
B
leg
C
schone
D
kleren

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
Thomas klimt in een hoge boom.
A
Thomas
B
klimt
C
boom
D
hoge

Slide 6 - Quizvraag

Welke woordsoort is tegen in de zin?
Zondag spelen wij tegen S.V Hoofddorp.
A
werkwoord
B
voorzetsel
C
bijvoeglijk naamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 7 - Quizvraag

Welk zinsdeel is het hondje in de zin?

Het hondje rent snel naar zijn baasje.
A
onderwerp
B
persoonsvorm

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?
Mijn oma draagt een gouden ketting.
A
oma
B
draagt
C
gouden
D
ketting

Slide 9 - Quizvraag

Welke woordsoort is circus in de zin?

Het circus komt weer naar de stad.
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 10 - Quizvraag

Welke woordsoort is heeft in de zin?

Oom Hans heeft een grote vis gevangen.
A
hulpwerkwoord
B
voltooid deelwoord

Slide 11 - Quizvraag

Welke woordsoort is is in de zin?

De kat is naar buiten gevlucht.
A
voltooid deelwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 12 - Quizvraag

Welke woordsoort is gedronken?
Tina heeft een glas limonade leeg gedronken.
A
hulpwerkwoord
B
voltooid deelwoord

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin?
De spannende boeken staan daar.
A
staan
B
spannende
C
daar
D
boeken

Slide 14 - Quizvraag

Hoe vond je het om deze quiz te spelen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll