quiz woordsoorten en zinsdelen

Quiz 
woordsoorten en zinsdelen 
maart 2024
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Quiz 
woordsoorten en zinsdelen 
maart 2024

Slide 1 - Tekstslide

Ik kan sommige woordsoorten  en zinsdelen in een zin benoemen  

Slide 2 - Tekstslide

Dit doel ga ik zeker bereiken!
0100

Slide 3 - Poll

Wat is het werkwoord in de zin:
Ik luister altijd goed bij de instructie.
A
instructie
B
ik
C
luister goed
D
luister

Slide 4 - Quizvraag

Wat is/wat zijn het zelfstandig naamwoord in de zin:
De kat loopt in de tuin te miauwen.
A
in de tuin
B
de kat
C
kat en tuin
D
te miauwen

Slide 5 - Quizvraag

Noem de drie lidwoorden

Slide 6 - Open vraag

In welke zin staat geen bijvoeglijk naamwoord?
A
Kijk, daar rijdt een mooie fiets!!
B
Het huis is van hout en steen gemaakt.
C
Ik zie overal gele narcissen in de lente.
D
Hij draagt een katoenen broek.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
gele
B
ijzeren
C
mooie
D
gevoelige

Slide 8 - Quizvraag

Noem 3 voorzetsels

Slide 9 - Open vraag

De plant heeft water nodig.

Wat is het onderwerp van deze zin?
A
nodig
B
heeft nodig
C
water
D
de plant

Slide 10 - Quizvraag

Welke vraag stel je als je het onderwerp wil weten?
A
Wie of wat + persoonsvorm?
B
Wie of wat + gezegde?
C
Waarom + zelfstandig naamwoord?
D
Welke + persoonsvorm?

Slide 11 - Quizvraag

Welke vraag stel je als je het lijdend voorwerp wil weten?
A
Wie of wat + onderwerp + persoonsvorm?
B
Wie of wat + onderwerp + gezegde?
C
je zet de zin in een vraagzin
D
aan wie + onderwerp + persoonsvorm?

Slide 12 - Quizvraag

En? Zijn jouw doelen behaald?

0100

Slide 13 - Poll