14-15 jan 24 P3 les 3 en 4 schrijfvaardigheid en taaltoets

T V/G 3 C

Welkom!






1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

T V/G 3 C

Welkom!






Slide 1 - Tekstslide

Startopdracht: Welke leestekens?
  1. Anders dan je dacht zijn er deze week toch mensen naar Frankrijk gegaan
  2. We hebben een fijne vakantie gehad we zijn elke dag gaan duiken
  3. Deze zomer was erg warm vooral in augustus steeg het kwik tot boven de 30 graden
  4. Als het goed is zei hij gaan we morgen shoppen 

Slide 2 - Tekstslide

Welke leestekens?
  1. Anders dan je dacht, zijn er deze ....Frankrijk gegaan.
  2. We ... vakantie gehad: we zijn .... duiken.
  3. Deze zomer was erg warm; vooral in augustus....30 graden. 
  4. "Als het goed is," zei hij, "gaan we morgen shoppen." 

Slide 3 - Tekstslide

Aanhalingstekens:
  • bij directe rede of citaat
  • De leerling zei: "Ik ben echt op tijd, mevrouw!"

  • komma buiten het citaat: "Ik ben echt op tijd, mevrouw", zei de leerling.
  • komma in het citaat als zin doorloopt: "Omdat ik op tijd ben," zei de leerling, "haal ik de stoelen."
  • => Omdat ik op tijd ben, haal ik de stoelen."



Slide 4 - Tekstslide

Leerdoel deze week


  • aaneenschrijven (5.9, voornaamwoordelijk bijwoord, samenstellingen), 
  • hoofd-en-bijzinnen aanwijzen. Verschil enkelvoudige samengestelde zin (2.7).

=> Taaltoets eind januari: werkwoordspelling, leestekens, samenstellingen
=> TEA 3: toets literatuur en Diataalmeting


     

    Slide 5 - Tekstslide

    Huiswerk
    Je hebt de afgelopen week geoefend met:
    werkwoordspelling (Talent 2.9, 3.9 en 4.9)
    spelling Engelse werkwoorden in het Ned. (5.9 uit klas 2)
    leestekens (1.9, zonder beletselteken) 



    Slide 6 - Tekstslide

    Wat heb je kunnen doen? 
    1.  ik heb hier (veel) voor geoefend en ik ben vooruitgegaan
    2. ik heb hier (veel) voor geoefend, maar ik heb nog te weinig vooruitgang geboekt
    3. ik heb hier niet / nauwelijks voor geoefend, maar ik heb dit niet nodig, want ik scoor al (heel) goed
    4. Ik heb hier niet / nauwelijks voor geoefend, maar ik heb dit wel nodig: ik moet meer doen

    Slide 7 - Tekstslide

    Onderwerpen Taaltoets
    • werkwoordspelling, ook Engelse ww (2.9, 3.9 en 4.9) 

    • leestekens (1.9, zonder beletselteken): zie ook uitleg LessonUp P2, week 5, les 8/9. 
    • aaneenschrijven (5.9, voornaamwoordelijk bijwoord, samenstellingen): zie ook uitleg LessonUp P2 week 4 les 6/7. 
    • hoofd-en-bijzinnen aanwijzen (2.7): zie ook uitleg LessonUp P2 week 4 les 6/7. 

    Slide 8 - Tekstslide

    Wisbordje!

    Slide 9 - Tekstslide

    Enkelvoudige en samengestelde zinnen
    • Kenmerken?
    • Enkelvoudige zin: maar één PV. (Ik loop nu weg.)
    • Samengestelde zin: meerdere PV's (Ik loop weg en ik ga naar huis).
    • Iedere EV zin is een HZ.
    • Samengestelde zin heeft sowieso minimaal één HZ.  

    Slide 10 - Tekstslide

    Hoofd- en bijzinnen
    • Kenmerken?
    • PV en OW onlosmakelijk verbonden: HZ
    • HZ bevat de belangrijkste info
    • Bijzin: vaak voorafgegaan door voegwoord (omdat, hoewel, terwijl, ondanks dat) of verwijswoord (dat, wat). Er kunnen andere zinsdelen staan tussen PV en OW.

    Slide 11 - Tekstslide

    Bepaal EV/S en HZ/BZ
    1. Ik vind het moeilijk om nu vroeg op te staan, want in de kerstvakantie sliep ik lekker lang uit. 
    2. Hoewel het nog lang duurt, gaan we dit jaar op reis naar het Verenigd Koninkrijk. 
    3. Omdat het koud is, en omdat het nu droog is, is het nu lekker winterweer.
    4. Vindt je vader het goed dat we uitgaan?

    Slide 12 - Tekstslide

    Bepaal EV/S en HZ/BZ
    1. Ik vind het moeilijk om nu vroeg op te staan (HZ), want in de kerstvakantie sliep ik lekker lang uit (HZ). S
    2. Hoewel het nog lang duurt (BZ), gaan we dit jaar op reis naar het Verenigd Koninkrijk (HZ). S
    3. Omdat het koud is (BZ), en omdat het nu droog is (BZ), is het nu lekker winterweer (HZ). S
    4. Vindt je vader het goed dat we uitgaan? (HZ). EV

    Slide 13 - Tekstslide

    Aan de slag
    1.  Je maakt in een groepje van drie personen 15 toetsvragen: 8 werkwoordspelling, 3 leestekens, 2 HZ/BZ en 2 theorievragen.  Schrijf jullie namen bovenaan.
    2. Eigen oefenzinnen. Zorg voor nette lay-out en duidelijke opdrachten. Onderaan jullie goede antwoorden. 
    3. Inhoud: (Engelse) werkwoordspelling (2.9, 3.9 en 4.9), leestekens (1.9, zonder beletselteken), hoofd-en-bijzinnen aanwijzen. Enkelvoudige en samengestelde zin (2.7).
    4. Uiterlijk eind van de les inleveren via Teams Opdrachten

    Slide 14 - Tekstslide

    Slide 15 - Link

    T V/G 3 C

    Welkom!






    Slide 16 - Tekstslide

    Leerdoel deze week


    • aaneenschrijven (5.9, voornaamwoordelijk bijwoord, samenstellingen), 
    • hoofd-en-bijzinnen aanwijzen. Verschil enkelvoudige samengestelde zin (2.7).

    => Taaltoets eind januari: werkwoordspelling, leestekens, samenstellingen
    => TEA 3: toets literatuur en Diataalmeting


       

      Slide 17 - Tekstslide

      Nieuwsartikel
      en opdracht Teams

      Slide 18 - Tekstslide

      Regels tussenletters samenstelling
      • bij sommige samenstellingen een -s: machtsvertoon dus ook: machtsstrijd
      • Regel: 
      • je hoort een -s, dus je schrijft 'm
      • bij veel andere samenstellingen een -n of -en: vriendendienst en berenkuil
      • Regel: 
      • -en als eerste deel een zelfst. nw is met meervoud op -en 

      Slide 19 - Tekstslide

      Géén -en, maar een -e als eerste deel....
      1. géén mv heeft: roggebrood (want 'rogge')
      2. Er maar één van (zichtbaar) is (zon): zonnestraal
      3. Als eerste deel (ook) een mv op -es heeft: asperges, ziekten/-es: aspergesoep, ziektekiem
      4. Als het eerste deel géén zelfst. nw is: blindedarm
      5. Als het eerste deel een versterking is van bijv.nw: boordevol.

      Slide 20 - Tekstslide

      DUS: de tussenletter -n schrijf je als:
      Het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is en alléén een meervoud heeft op -EN.
      3 uitzonderingen:
      1. Er is er maar één van (zonnestraal / koninginnedag)
      2. Het woord is niet meer als samenstelling te herkennen (schattebout / spillebeen)
      3. Eerste deel versterkt het tweede deel (apetrots / beresterk)

      Slide 21 - Tekstslide

      Er (hier, daar, waar) + voorzetsel
      • ernaar, daardoor, hierlangs: in principe aan elkaar 
      • maar: los schrijven als vz deel is van een splitsbaar werkwoord, bijv: 
      • voorlezen => wie leest er voor
      • en ook: los schrijven als het vz bij een ander zinsdeel hoort, bijv:
      • Hij zat achter in de trein. ('in' hoort bij 'in de trein')
      • Hij zat achterin. ('in' hoort niet bij een ander zinsdeel)

      Slide 22 - Tekstslide

      Welke vragen heb je nog?
      werkwoordspelling (2.9, 3.9 en 4.9), 
      leestekens (1.9, zonder beletselteken), 
      aaneenschrijven (5.9, voornaamwoordelijk
      bijwoord, samenstellingen), 
      hoofd-en-bijzinnen aanwijzen. Verschil enkelvoudige samengestelde zin (2.7).

      Slide 23 - Tekstslide

      Toets LessonUp
      klaar? Lezen 

      Slide 24 - Tekstslide

      Dictee met zinnen
      Doel: hoofdletters en de juiste leestekens plaatsen

      Slide 25 - Tekstslide

      Kijk na
      1. Frank van Dijk was te laat; zijn fiets bleek gestolen. (4)
      2. Je kunt kiezen: je werkt in een groepje van drie of alleen. (3)
      3. "Dit is een enorme stap," vertelde ze, "want dan reizen we per raket." (8)
      4. Hoe spel je 'algoritme'? (4)
      5. Aangezien ik veganist ben, eet ik geen dierlijke producten. (3)
      6. Alle leerlingen zingen, omdat de Franse docent jarig is. (4)

      26 punten: minimaal 22 punten halen

      Slide 26 - Tekstslide

      Zelfstandig werken

      Slide 27 - Tekstslide