In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Welkom BK3c
Slide 1 - Tekstslide
Aan het einde van de les weet je:
wat de vier productiefactoren zijn
wat de beloning voor productiefactoren te maken heeft met toegevoegde waarde
wat een bedrijfskolom is
wat het verschil is tussen arbeidsintensief en kapitaalintensief produceren
wat afschrijving is en hoe je die berekent
Slide 2 - Tekstslide
2. In de leertekst staan vier productiefactoren genoemd. a. Welke productiefactor kun jij nu of binnenkort al leveren? Hoe? b. Welke twee andere productiefactoren moet je in elk geval kunnen leveren als je een eigen bedrijf gaat beginnen?
Slide 3 - Open vraag
foto 1
ABN AMRO
foto 2
bouwvakker
foto 3
landschap
foto 4
planbord
Arbeid
Natuur
Kapitaal
Ondernemerschap
Slide 4 - Sleepvraag
Arbeid
Natuur
Kapitaal
ondernemer-
schap
Rente
Loon
Winst
Huur
Pacht
Slide 5 - Sleepvraag
5. Een fabriek betaalt in een jaar € 900.000 aan salarissen. Het gebruik van het terrein kost € 50.000 per jaar. De huur van de gebouwen kost € 120.000 per jaar. Over een lening betaalt de fabriek € 30.000 rente. De eigenaar heeft € 160.000 winst. a Vul de juiste bedragen in. b Vul het juiste begrip en bedrag in.
Slide 6 - Open vraag
6. Vul hieronder de juiste woorden in. Een graanboer, meelfabriek, groothandel en bakkerij vormen samen de ........... voor brood. Het verschil tussen inkoop- en verkoopprijs bij een bedrijf noem je ook wel de ............. waarde.
Slide 7 - Open vraag
7. Bekijk de bedrijfskolom. Tussen de bedrijven staat de prijs waarvoor het ene bedrijf iets aan het volgende bedrijf verkoopt. De verkoopprijs aan de consument is € 1.290. a. Bereken hoeveel waarde de scooterfabriek toevoegt. b. Bereken hoeveel waarde de scooterwinkel toevoegt.
Slide 8 - Open vraag
arbeidsintensief
kapitaalintensief
aardbeienteelt
autofabriek
containervervoer
school
schildersbedrijf
verzorgingstehuis
Slide 9 - Sleepvraag
9. Wat kunnen voor een bedrijf goede redenen zijn om in nieuwe kapitaalgoederen te investeren? Kruis de juiste redenen aan.
A
Om meer arbeidsintensief te kunnen produceren.
B
Het bedrijf gaat uitbreiden en heeft nieuwe gebouwen en machines nodig.
C
Oude, versleten kapitaalgoederen moeten vervangen worden.
D
De productie met nieuwe machines is goedkoper dan met de oude machines.
Slide 10 - Quizvraag
10. Vul de juiste woorden in. a. De afschrijving is de jaarlijkse ............ van kapitaalgoederen. b. De waarde van een machine aan het eind van de gebruiksduur is de ...........
Slide 11 - Open vraag
11. Door afschrijving wordt de bestelbus uit het rekenvoorbeeld elk jaar minder waard. Bereken hoeveel deze bestelbus nog waard is na één jaar.
Slide 12 - Open vraag
12. Een frisdrankfabriek schaft een nieuwe productierobot aan. De robot kost € 975.000 en gaat zes jaar mee. De restwaarde is dan nog € 90.000. a. Bereken de afschrijvingskosten per jaar. b. Bereken de jaarlijkse afschrijvingskosten als de robot twee jaar langer gebruikt wordt en de restwaarde daarna nog maar € 15.000 is.
Slide 13 - Open vraag
Ik weet nu:
wat de vier productiefactoren zijn
wat de beloning voor productiefactoren te maken heeft met toegevoegde waarde
wat een bedrijfskolom is
wat het verschil is tussen arbeidsintensief en kapitaalintensief produceren