T = Transport – Vervoer van producten
I = Inventaris – voorraad, Opslag van producten
M = Motie – Beweging van medewerkers in het proces
W = Wachten – Wachttijd van producten of klanten
O = Overproductie – Produceren van producten op voorraad
O = Overprocessing – Meer werk doen dan nodig is
D = Defecten – Fouten maken in het proces
T = Talent – Verkeerd gebruik van de capaciteiten van medewerkers
Bedenk bij alle verspillingen een voorbeeld bij jou in het leerbedrijf
Benoem of hierbij aan verspilling wordt gedaan of dat het prima is zoals het gaat