2F: Wat zijn breuken?

Meneer de Vries

In deze les begin ik nog een keer bij de basis van breuken. Waarom doe ik dit, omdat ik heb gezien dat niet iedereen het begrijpt.

1 / 34

Slide 1: Tekstslide

Rekenen breukenSpeciaal OnderwijsLeerroute 1Leerroute 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2F: Wat zijn breuken?

Meneer de Vries

In deze les begin ik nog een keer bij de basis van breuken. Waarom doe ik dit, omdat ik heb gezien dat niet iedereen het begrijpt.

Slide 1 - Tekstslide

Les planning

Herhaling breuken 1F

Les doelen bespreken

Voorkennis activeren

Verhoudingstabel herhalen

Theorie

Zelfstandig werken

Klaar

Slide 2 - Tekstslide

Les doelen

Aan het einde van deze les weet jij:

Wat de noemer en de teler is;

de volgende tekens >, < en =;

Hoe je een gelijknamige breuk moet optellen en aftrekken;

Hoe je een samengestelde breuk moet noteren, wanneer de teller groter is dan de noemer.

Slide 3 - Tekstslide

Welk teken is groter dan?

Slide 4 - Quizvraag

Welk teken is kleiner dan?

Slide 5 - Quizvraag

Welk teken is gelijk aan?

Slide 6 - Quizvraag

0,6 is hetzelfde als

3 op de 5

5 op de 3

Slide 7 - Quizvraag

Vraag 8

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 5 ​} = . . . . . . . . . . . .

0,6

0,06

0,65

Slide 8 - Quizvraag

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 5 ​} =

40%

Slide 9 - Quizvraag

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​} =

25%

Slide 10 - Quizvraag

0, 20 i s g e l i j k a a n ?

20%

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 5 ​}

25%

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het decimale getal van

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 8 ​}

0,1

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 8 ​}

0,125

1 van de 8

Slide 12 - Quizvraag

12,5% is gelijk aan 0,125

Juist

Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Breuk

Decimaal

Procent

Verhouding

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

0,125

80%

1 op de 4

0,16

Slide 14 - Tekstslide

Teller en noemer

Teller is het bovenste getal in de breuk (uit hoeveel stukken het deel bestaat)
Noemer is het onderste getal in de breuk (uit hoeveel stukken bestaat de taart).

Slide 15 - Tekstslide

Breuken

1 op de 5 =

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 5 ​}

Slide 16 - Tekstslide

Welke breuk hoort hier bij?

Verhouding = 1 op de 8

welke breuk hoort hier bij?

\frac{​ [ ? ] ​ ​}{​ [ ? ] ​}

Slide 17 - Tekstslide

Welke breuk hoort hier bij?

De verhouding = 1 op de 4

welke breuk hoort hier bij?

\frac{​ [ ? ] ​ ​}{​ [ ? ] ​}

Slide 18 - Tekstslide

Welke breuk hoort hier bij?

De verhouding = 3 op de 6

welke breuk hoort hier bij?

\frac{​ [ ? ] ​ ​}{​ [ ? ] ​}

Slide 19 - Tekstslide

Wat als de noemer en de teller gelijk zijn?

Een breuk is gelijk aan 1 als de teller en de noemer aan elkaar gelijk zijn.

\frac{​ 8 ​ ​}{​ 8 ​} =

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 5 ​} =

\frac{​ 7 ​ ​}{​ 7 ​} =

Slide 20 - Tekstslide

Wat als de teller groter is dan de noemer?

Wanneer de teller groter is dan de noemer dan is de breuk groter > dan 1.

Slide 21 - Tekstslide

>, < of = aan 1

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 3 ​} =

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 4 ​} =

1

1

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 4 ​} =

1

Slide 22 - Tekstslide

Samengestelde breuk noteren wanneer de teller groter is dan de noemer

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 3 ​} = 1

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 3 ​}

\frac{​ 9 ​ ​}{​ 4 ​} = 2

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 2 ​} =

\frac{​ 8 ​ ​}{​ 4 ​} =

\frac{​ 8 ​ ​}{​ 5 ​} =

Slide 23 - Tekstslide

<, > of = gelijk aan 1

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 4 ​} =

Slide 24 - Quizvraag

<, > of = gelijk aan 1

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} =

Slide 25 - Quizvraag

De gemeente haren is een kwart miljoen euro kwijt, aan project x. Welke breuk hoort hierbij?

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 4 ​}

Slide 26 - Quizvraag

<, > of = gelijk aan 1

\frac{​ 7 ​ ​}{​ 6 ​} =

Slide 27 - Quizvraag

<, > of = gelijk aan 1

\frac{​ 7 ​ ​}{​ 7 ​} =

Slide 28 - Quizvraag

Welke breuk hoort hierbij?

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 6 ​}

\frac{​ 6 ​ ​}{​ 1 0 ​}

\frac{​ 6 ​ ​}{​ 8 ​}

\frac{​ 7 ​ ​}{​ 1 0 ​}

Slide 29 - Quizvraag

Welke breuk hoort hierbij?

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 8 ​}

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 9 ​}

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 7 ​}

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 5 ​}

Slide 30 - Quizvraag

Welke breuk hoort hierbij?

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 4 ​}

Slide 31 - Quizvraag

Welke breuk hoort hierbij?

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 3 ​}

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 1 0 ​}

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 1 1 ​}

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 1 2 ​}

Slide 32 - Quizvraag

Zelfstandig werken

Maak de opgave van de docent.

timer

25:00

Slide 33 - Tekstslide

Einde les

Volgende les: g

Gelijknamige breuken optellen en vereenvoudigen

Slide 34 - Tekstslide

2F: Wat zijn breuken?

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Meer lessen zoals deze

1 Gelijke breuken 2

Breuken

Breuken

Breuken: Van basis tot gevorderd

2B Herhaling 5.1 + 5.3

Breuken

Breuken 11/3

Gelijknamige Breuken Optellen en Aftrekken