Hoe heet een bloedvat dan bloed richting de lever transporteert?
A
leverader
B
leverhaarvaten
C
leverslagader
Slide 13 - Quizvraag
Hoe heet een bloedvat tussen de aorta en de maag?
A
maagader
B
maaghaarvaten
C
maagslagader
Slide 14 - Quizvraag
Hoe heet een bloedvat tussen de onderste holle ader en een nier?
A
nierader
B
nierhaarvaten
C
nierslagader
Slide 15 - Quizvraag
Hoe heet een bloedvat tussen de aorta en de hartspier?
A
kransader
B
hartslagader
C
kransslagader
D
hartader
Slide 16 - Quizvraag
Geef de naam voor de dunne bloedvaatjes in de lever
Slide 17 - Open vraag
Geef de naam voor het bloedvat tussen de rechter kamer en de longen
Slide 18 - Open vraag
Geef de naam voor het bloedvat tussen de darm en de lever
Slide 19 - Open vraag
De onderdelen van het hart
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
fase 1
boezems trekken samen
fase 2
kamers trekken samen
Slide 22 - Tekstslide
fase 1
boezems trekken samen
fase 2
kamers trekken samen
fase 3
rust /hartpauze
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
afweer
Slide 25 - Tekstslide
lichaamsvreemde stoffen
Deze stoffen komen je lichaam binnen via de huid, slijmvliezen, je mond, of bij transplantaties of bloedtransfusies
Een infectie ontstaat als de lichaamsvreemde stoffen (ziekteverwekkers) zich in je lichaam gaan vermenigvuldigen
Ziekteverwekkers zijn bijvoorbeeld: bacteriën, schimmels en virussen
Slide 26 - Tekstslide
Algemene afweer
Opperhuid en slijmvliezen houden ziekteverwekkers zo veel mogelijk tegen.
Maagsap bevat zoutzuur dat de meeste ziekteverwekkers doodt
Witte bloedcellen kunnen bacteriën door fagocytose onschadelijk maken
Koorts waardoor de ontwikkeling van ziekteverwekkers tegen wordt gegaan en afweerreacties versneld
Slide 27 - Tekstslide
specifieke afweer
Bepaalde witte bloedcellen (lymfecellen) reageren door de aanmaak van antistoffen tegen één bepaalde ziekteverwekker (antigeen).
Antistoffen hechten zich aan de antigenen en worden zo onschadelijk gemaakt.
Een antistof werkt dus specifiek tegen een bepaald antigeen dat het lichaam binnengedrongen is.
Slide 28 - Tekstslide
Specifieke afweer
- Maken van antistoffen
1. Ziekteverwekker komt lichaam binnen
2. Witte bloedcel maakt antistoffen
3. Antistoffen binden zich aan de ziekteverwekker
4. Ziekteverwekker wordt onschadelijk gemaakt
Slide 29 - Tekstslide
Natuurlijke immuniteit
Het lichaam is in contact geweest met een bepaald antigeen is ziek geworden en heeft door de aanmaak van antistoffen het antigeen onschadelijk gemaakt.
Geheugencellen in de lymfeklier onthouden het "recept" voor deze antistof.
Bij opnieuw contact met dit antigeen wordt de antistof versneld en in grote hoeveelheden aangemaakt, waardoor je niet meer de ziekte krijgt
Slide 30 - Tekstslide
Natuurlijke immuniteit
Slide 31 - Tekstslide
kunstmatige immuniteit
Door vaccinatie kun je zonder de ziekte doorgemaakt te hebben immuun worden (het recept voor de antistoffen ligt klaar in de geheugencellen)
We onderscheiden actieve en passieve immunisatie
Slide 32 - Tekstslide
actieve vaccinatie
De persoon wordt hierbij ingeënt met een verzwakt virus (antigeen), de persoon wordt niet ziek, maar gaat wel het "recept" voor de aanmaak van de antistoffen aanmaken, zodat bij hernieuwd contact er meteen gereageerd kan worden
Slide 33 - Tekstslide
passieve immunisatie
Bij passieve immunisatie wordt na binnendringen van een antigeen een serum ingespoten dat antistoffen tegen het antigeen bevat. Dit an bijvoorbeeld na een beet van een gifslang of een hondsdol dier.
De geheugencellen slaan deze antistoffen niet op
Slide 34 - Tekstslide
Actieve immunisatie
Actieve immunisatie = verzwakte of dode ziekteverwekkers in je lichaam spuiten, zodat het lichaam zelf antistoffen gaat maken.
Het voordeel van actieve immunisatie in vergelijk met passieve immunisatie is dat bij actieve immunisatie geheugencellen ontstaan.
Slide 35 - Tekstslide
Het Covid-19 vaccin zorgt voor immuniteit tegen corona. Wat voor soort immuniteit is dat?
A
Actieve immuniteit
B
Passieve immuniteit
Slide 36 - Quizvraag
Je hebt alleen maar een vorm van immuniteit en dat is actieve immuniteit
A
Waar
B
Niet waar
Slide 37 - Quizvraag
Worden bij het tot stand komen van actieve immunisatie geheugencellen gevormd? En bij passieve immunisatie?
A
Geen van beide
B
Alleen bij actieve immunisatie
C
Alleen bij passieve immunisatie
D
Bij passieve en actieve immunisatie
Slide 38 - Quizvraag
Wat gebeurt er bij actieve immunisatie?
A
Hierbij krijgt het lichaam antistoffen ingespoten
B
Hierbij krijgt het lichaam verzwakte micro-organismen ingespoten
C
Hierbij moet de persoon besmet raken om de ziekte door te maken
D
Hierbij moet de persoon besmet raken om ziekte te voorkomen
Slide 39 - Quizvraag
Wat wordt er in het bloed gespoten bij een injectie voor actieve immunisatie?
A
antigenen
B
antistoffen
Slide 40 - Quizvraag
Immuniteit is:
A
Dat een organisme geen last heeft van een ziekteverwekker
B
Dat een organisme geheugencellen aanmaakt tegen een ziekteverwekker
C
Dat een ziekteverwekker een organisme niet in kan komen
Slide 41 - Quizvraag
In de lederhuid bevinden zich...
A
Haarzakjes, bloedvaten en zenuwen
B
Bloedvaten, zenuwen en talgklieren
C
Zweetklieren, talgklieren en zenuwen
D
Alle antwoorden zijn juist
Slide 42 - Quizvraag
Drie bloedvaten zijn de leverader, de lever slagader en de poortader. In welk bloedvat stroomt zuurstofrijk bloed?
A
Alleen de leverslagader
B
In de leverader en in de poortader
C
In de leverslagader en in de poortader
Slide 43 - Quizvraag
Wat is geen functie van de opperhuid?
A
Geeft bescherming tegen bacteriën/ virussen en Uv-straling
B
Geeft stevigheid
C
Opslag water
D
Pigmentcellen voor huidskleur
Slide 44 - Quizvraag
Wat behoord tot algemene afweer?
A
Huid en slijmvliezen
B
Huid, slijmvliezen en de maag
C
Huid, slijmvliezen, maag en witte bloedcellen
D
De algemene afweer gebruikt de antistoffen om ziekte verwekkers te binden
Slide 45 - Quizvraag
Van welk(e) type(n) bescherming is sprake bij bescherming door een injectie met serum(antistoffen)?
A
Algemene afweer en passieve immunisatie
B
Algemene afweer, kunstmatige immuniteit en actieve immunisatie
C
Specifieke afweer, kunstmatige immuniteit en actieve immunisatie
D
Specifieke afweer, kunstmatige immuniteit en passieve immunisatie
Slide 46 - Quizvraag
Van welk(e) type(n) bescherming is sprake bij bescherming door maagzuur?